Overzicht en kerncijfers
Beeldende kunst reflecteert op verleden en heden en biedt ons mogelijke scenario’s en perspectieven voor de toekomst (Mondriaan Fonds 2024). Onder beeldende kunst wordt op de Cultuurmonitor niet alleen de meer traditionele vorm van beeldende kunst verstaan (beeldende kunstobjecten zoals schilderijen, tekeningen, beeldbouwwerk, videokunst en installaties) maar ook immaterieel beeldend kunstenaarschap zoals maatschappelijke projecten. De besproken ontwikkelingen hebben betrekking op de keten van vervaardigen, distribueren, tentoonstellen, aankopen en ervaren van beeldende kunstobjecten en -projecten. Beeldende kunst is in Nederland in tal van contexten te vinden; denk aan galeries, instellingen voor hedendaagse kunst (ook wel: presentatie-instellingen), musea, beurzen en ateliers, maar ook aan creatieve broedplaatsen en de openbare ruimte. Vanwege deze brede verspreiding heeft beeldende kunst dan ook vele raakvlakken met andere domeinen als Design en Erfgoed, maar ook fotografie en mode. Er zijn enorme verschillen binnen het domein Beeldende kunst – niet alleen tussen beginnende makers en internationale kunststerren, maar ook tussen de vele instellingen en beleidsniveaus die zich bezighouden met verschillende vormen van beeldende kunst. Hieronder presenteren we een aantal kerncijfers over de beeldende kunstsector.
Organisaties
Bovenstaande figuren geven een indicatie van het aantal musea en galeries die opereren binnen de beeldende kunstsector. Naast musea en galeries spelen ook instellingen voor hedendaagse beeldende kunst (ook wel ‘presentatie-instellingen’ genoemd), kunstbeurzen, kunstacademies, postacademische instellingen en festivals een belangrijke rol in het beeldende kunstenveld. In de Collectieve Selfie 5: cijfers en trends in de beeldende kunst (Vinken et al. 2025) is een overzicht te vinden van de zelfstandige
Het CBS verzamelt cijfers over musea en maakt daarin een onderscheid tussen musea voor kunst, geschiedenis, bedrijf & techniek en natuurhistorie & volkenkunde. De categorie ‘kunst’ beslaat een brede categorie musea voor verschillende soorten kunst, en gaat dus niet specifiek over musea voor
Arbeidsmarkt
In de Collectieve Selfie 5: cijfers en trends in de beeldende kunst worden uitgebreide cijfers over beeldend kunstenaars en hun beroepspraktijk gepresenteerd. De ‘Selfie’ laat zien dat er in de periode 2015-2023 jaarlijks rond de 15.000 à 16.000 beeldend kunstenaars werkzaam zijn in Nederland – daarmee maken zij 10 procent uit van het totale beroepssegment
Het merendeel van de beeldend kunstenaars is vrouw. In de afgelopen jaren zijn er meer vrouwelijke fotografen en interieurontwerpers gaan werken. Ter vergelijking: mannen zijn in de meerderheid bij de beroepsgroep grafisch ontwerpers en productontwerpers.
ROA Statistics van de Maastricht University onderzoekt onder andere de arbeidsmarktsituatie van alumni van HBO opleidingen 1,5 jaar na het afstuderen. Een bewerking van deze cijfers voor de Collectieve Selfie 5 door HTH Research laat zien dat beeldend kunstenaars bij hun toetreding tot de arbeidsmarkt minder vaak enkel binnen hun eigen vakgebied werken dan de overige kunstalumni samen gemiddeld genomen doen. Beeldende kunst alumni moeten vaker het werk binnen hun eigen vakgebied combineren met werk buiten de beeldende kunsten.
*Het persoonlijk inkomen bestaat uit het bruto jaarinkomen uit arbeid uit eigen onderneming inclusief uitkeringen.
Het gemiddeld
Deze cijfers over inkomen laten zien dat, binnen de toch al precaire culturele arbeidsmarkt, beeldend kunstenaars een extra kwetsbare groep zijn. Ook de recent verschenen nieuwste editie van de Monitor kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep (2025) gaat hierop in.
*De 1e werkkring is de baan waaraan de meeste tijd wordt besteed, de 2e werkkring is de baan waaraan vervolgens de meeste tijd wordt besteed.
De bovenstaande figuren, waarvan de cijfers afkomstig zijn uit analyses voor de Collectieve Selfie 5, laten zien in hoeverre beeldend kunstenaars als zelfstandige werken of in loondienst zijn. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen de 1e werkkring (baan waaraan de meeste tijd wordt besteed) en de 2e werkkring (baan waaraan vervolgens de meeste tijd wordt besteed). Vrijwel alle beeldend kunstenaars die het beeldend kunstenaarsberoep als hoofdbaan uitvoeren (in de eerste werkkring) werken zelfstandig (97 procent in 2021-2023). Bij de andere creatieve beroepsgroepen ligt dat percentage beduidend lager (rond de 50-60 procent) – hoewel dat nog steeds een hoog percentage is ten opzichte van het landelijke aandeel zelfstandigen op de arbeidsmarkt (13 procent) (CBS z.j.). Het hoge aantal zelfstandigen kan verklaard worden vanuit de aard van het autonoom (oftewel zelfstandig en onafhankelijk) beeldend kunstenaarsberoep. Als we vervolgens naar de tweede werkkring kijken draait het beeld om: minder dan de helft van de beeldend kunstenaars is daar werkzaam als zelfstandige, en de andere beroepsgroepen zijn juist in de meerderheid (rond de 60 procent) (Vinken et al. 2025). Dit betekent dat de overige creatieve beroepsgroepen vaker als hoofdbaan in loondienst zijn, en bijverdienen als zelfstandige. Voor beeldend kunstenaars geldt het omgekeerde: zij werken vrijwel allemaal zelfstandig, en werken in een eventuele tweede werkkring vaker in loondienst dan zelfstandig.
Bezoek & beoefening
Cijfers uit de Vrijetijdsomnibus (VTO) (uitgevoerd door de Boekmanstichting, Mulier Instituut en CBS) (Swartjes et al. 2024) laten zien dat het bezoek aan beeldende kunst in 2022 weer in een stijgende lijn zit maar nog niet op het niveau is van voor de coronapandemie. Van alle Nederlanders bezocht de helft (49 procent) locaties met beeldende kunst. Het gaat dan niet alleen om bezoeken aan musea of tentoonstellingen, maar bijna twee op de vijf Nederlanders bezoekt ook beeldende kunst op openbare plekken (36 procent). Op de pagina Cultuur en participatie valt een uitgebreidere analyse te lezen van het bezoek aan (verschillende soorten) musea en beeldende kunst, waarbij ook persoonskenmerken worden gepresenteerd van bezoekers aan beeldende kunst (tabel 2.4C).
Het blijft echter moeilijk een volledig beeld te geven van het publiek dat zich interesseert voor beeldende kunst. Zo vinden veel kleinere exposities – zoals die in cafés, poppodia, of creatieve broedplaatsen – nog altijd onder de radar plaats. Daarnaast is het bijna onmogelijk om zicht te krijgen op de bezoekers van tentoonstellingen zonder kassa (Boekmanstichting 2019).
Bijna 30 procent van de Nederlanders geeft sinds 2012 aan wel eens beeldende kunst te beoefenen op jaarbasis (dat wil zeggen, ten minste een keer in de afgelopen 12 maanden). Binnen de beeldende kunst is vooral tekenen, schilden of grafische vormgeving populair (26 procent van de Nederlanders). Beeldende kunst wordt vaker beoefend door vrouwen (40 procent) dan mannen (19 procent) in 2022. Veruit de grootste leeftijdscategorie voor beeldende kunst beoefening zijn kinderen van 6 tot 11 jaar (80 procent), gevolgd door kinderen van 12 tot 19 jaar (47 procent). Deze persoonskenmerken van beoefenaars van beeldende kunst zijn terug de vinden op de pagina Cultuur en participatie (tabel 4.3C).
Geldstromen
Bovenstaande figuren laten zien welke uitgaven gemeenten, provincies en het Rijk aan beeldende kunst (en vormgeving) doen. Het Rijk, de provincies en de gemeenten ondersteunen afzonderlijk van elkaar culturele instellingen via
Op onze pagina Geldstromen is berekend dat de beeldende kunstsector in 2023 tenminste 256,1 miljoen euro aan eigen inkomsten verdiende. Die analyse is gebaseerd op inkomsten uit beeldrechten (bron Pictoright), en inkomsten van musea voor kunst (bron CBS). Pictoright keerde in 2023 13,1 miljoen euro aan vergoedingen uit aan makers van wie beeldmateriaal gebruikt is. De kunstmusea hadden een gezamenlijk eigen inkomen van 243 miljoen euro, waarvan 140 miljoen euro aan publieksinkomsten en 103 miljoen euro aan overige inkomsten (in deze berekening zijn inkomsten uit sponsoring weggelaten).
De meest recente beschikbare cijfers over de eigen inkomsten van galeries komen uit 2019, in dat jaar was de gemiddelde omzet van galeries 270.000 euro, gebaseerd op het NGA Marktonderzoek waaraan 85 galeries meewerkten (NGA 2022). Interessant om op te merken uit dit marktonderzoek is dat het koopgedrag van kunstkopers, hoewel redelijk stabiel, voornamelijk groeit aan de onderkant van de markt. In 2021 besteedde 25 procent van de kunstkopers een bedrag lager dan 500 euro, waar dit in 2017 nog 18 procent van de kopers betrof (NGA 2022).
In Waarde van beeld, beeld van waarde (Manshanden et al. 2023) wordt de toegevoegde waarde van de hele beeldsector (3,4 miljard euro) op het totaal van de Nederlandse economie (744 miljard euro) in beeld gebracht. De beeldsector is hiermee verantwoordelijk voor 18,3 procent van de toegevoegde waarde van de culturele en creatieve sector (in totaal 18,5 miljard euro), en voor 0,5 procent van het Nederlandse bruto nationaal product. Binnen de beeldsector wordt 17 procent van de toegevoegde waarde toegekend aan fotografie, en 14 procent aan beeldende kunst.
Trends en ontwikkelingen
Fair pay & Fair practice
Fair Pay
Fair Pay is een essentiële stap om het inkomen van beeldend kunstenaars dichter naar het Nederlandse gemiddelde te brengen en is noodzakelijk om de sector duurzaam, wendbaar en weerbaar te maken. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de beeldende kunstsector een grote achterstand heeft op dit gebied. In 2023 is in kaart gebracht wat de meerkosten zijn voor Fair Pay in de culturele sector: voor de categorie ‘Beeldende kunst en creatieve industrie’ is 3,2 miljoen euro nodig. 63 procent daarvan (2 miljoen euro) is nodig voor de beeldende kunst. Dit hoge percentage wordt veroorzaakt doordat de beeldende kunst veel kleine en middelkleine organisaties telt die slechts kortdurend of beperkt subsidie ontvangen. Van de meerkosten binnen de beeldende kunst en creatieve sector heeft bijna de helft (1,5 miljoen euro) betrekking op meerkosten van personeel in loondienst en iets meer dan de helft (1,7 miljoen euro) op zzp’ers (Geukema et al. 2023).
Om Fair Pay te bewerkstelligen heeft de sector een aantal instrumenten ontwikkeld, zoals de Richtlijn functie- en loongebouw instellingen voor beeldende kunst van
Fair Practice
De Fair Practice Code werd in 2017 gelanceerd en gaat over méér dan alleen Fair Pay – het dient als moreel kompas voor iedereen die in de culturele sector werkt en onderschrijving ervan (‘pas toe én leg uit’) is een voorwaarde voor subsidietoekenning voor gesubsidieerde instellingen. Verschillende instellingen proberen de laatste jaren vanwege de nog altijd hardnekkige
Verbinding met de regio
Cultuur moet beter toegankelijk worden voor de regio – zo geldt voor de hele cultuursector na kritiek in de afgelopen jaren op een oneerlijke verdeling van overheidsondersteuning waarbij sommige regio’s er bekaaid van
De beeldende kunstsector is sterk verbonden met lokaal beleid. Dit toont zich onder meer wanneer de inkomstenmix van musea voor beeldende kunst wordt vergeleken met die van overige musea. Daaruit blijkt dat
Kunstmusea na corona
De culturele sector staat steeds steviger in de schoenen sinds het einde van de coronapandemie. Dit geldt ook voor kunstmusea. In 2023 hadden
Toch blijven vooral de kleine en middelkleine musea zich financiële zorgen maken. In 2023 ontvingen zij beduidend minder bezoeken dan in 2019: voor kleine musea geldt dit met -33 procent, voor middelkleine musea met -18 procent (Museumvereniging 2024). Dit geldt overigens voor alle musea samengenomen, niet alleen voor kunstmusea.
Internationale kunstmarkt
Mondiaal gezien is de kunstmarkt hersteld van de coronapandemie. In 2021 en 2022 steeg de totale waarde van de verkopen op de kunstmarkt ten opzichte van 2020. In 2023 daalde de waarde 4 procent ten opzichte van het jaar ervoor (naar 65 miljoen dollar). Toch blijft de totale waarde van het aantal verkopen op de internationale kunstmarkt boven het niveau van 2019 (toen 64,4 miljard dollar) (McAndrew 2024). Wel is de groei van de markt minder hoog dan verwacht, onder andere vanwege politieke en economische instabiliteit wereldwijd (McAndrew 2023). Ondanks de terugval van de totale waarde van de verkopen in 2023, is de hoeveelheid transacties dat jaar wel gestegen (met 4 procent ten opzichte van 2022) – er waren vooral meer transacties op lagere prijsniveaus en minder transacties aan de bovenkant van de markt (McAndrew 2024).
‘Online-only’ verkopen op de internationale markt blijven stijgen, ondanks de afname van de totale waarde van alle verkopen. In 2023 werd er voor 11,8 miljard dollar online verkocht, een stijging van 7 procent ten opzichte van 2022. De online verkopen zijn twee keer zo groot als in 2019 en de jaren daarvoor, en maken in 2023 liefst 18 procent uit van de totale marktomzet (Ibid.). Cijfers over online aankopen bij Nederlandse galeries versterken het beeld van een sterke stijging van online verkopen. Het Onderzoek Kunstmarkt 2021 (NGA 2022) laat zien dat in 2017 kopers online kochten op de website van de kunstenaar (8 procent) of website van de galerie (6 procent), waar dit in 2021 een flink groter aandeel is van 20 procent online aankopen op de website van de kunstenaar en 18 procent op de website van de galerie.
Het zou waardevol zijn om inzicht te krijgen in het aandeel dat Nederlandse kunstenaars uitmaken van de internationale kunstmarkt. De hedendaagse beeldende kunst vormt een belangrijke afzetmarkt voor de beeldende kunstsector, en die hedendaagse kunstmarkt opereert voor een belangrijk deel internationaal. Er zijn nog geen cijfers beschikbaar die inzichtelijk maken hoeveel Nederlandse kunst er wordt verkocht aan/in andere delen van de wereld. Wel heeft DutchCulture een
Diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid
Aan initiatieven om diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid te bevorderen lijkt er binnen de beeldende kunst geen gebrek. Sommige instellingen richten zich vooral op het betrekken van publiek, zoals het toegankelijk maken van exposities voor bezoekers met een beperking. Andere instellingen zijn vooral bezig met de inhoud van hun exposities, door een kritische blik op de vaste collectie te werpen, hun koloniale verleden te onderzoeken en te focussen op dekolonisatie, of genderdiversiteit en meerstemmigheid mee te laten wegen in het aankoopbeleid. Mede in het verlengde hiervan vindt rondom het taalgebruik in exposities ook veel reflectie plaats. Verschillende inzichten met betrekking tot inclusieve expositieteksten zijn samengevat in de Handreiking Waarden Voor Een Nieuwe Taal van Code Diversiteit & Inclusie (Samuel 2022) en Woorden doen ertoe (Modest 2018).
De openheid rondom het thema neemt toe. Een voorbeeld hiervan is het Stedelijk Museum Amsterdam dat zijn veranderingsproces richting meer diversiteit en inclusie in het museum liet vastleggen in de documentaire White Balls on Walls. Dit heeft een impuls gegeven aan deze discussies binnen het domein Beeldende kunst, waar in toenemende mate wordt gereflecteerd op de ongelijkheden die binnen het domein – en de samenleving – spelen. Toch is het maar de vraag of reflectie zich altijd vertaalt naar daadwerkelijke kansengelijkheid, zowel wat inkomsten als wat invloed betreft. Ongelijkheid blijkt namelijk op verschillende vlakken
Bovenstaande figuren zijn afkomstig uit het onderzoek Diversiteit van personeel, zelfstandigen toezichthouders en adviseurs in de culturele en creatieve sector: wat is de stand in 2024? (Bosma et al. 2025). Ze laten diversiteit in de zin van herkomst, sekse en leeftijd zien per culturele discipline: de cijfers hebben betrekking op het personeel (inclusief betaalde stagiairs) van gesubsidieerde instellingen. Beeldende kunst, musea en erfgoed worden hier gezamenlijk als één discipline beschouwd. Wat betreft
Wat betreft leeftijd is de grootste groep werkenden tussen de 35 tot 65 jaar binnen de beeldende kunst, musea en erfgoed (61 procent). Met de verdeling van de leeftijdscategorieën wijkt deze discipline daarmee niet bijzonder af van de andere disciplines: allen bij film is er een aanzienlijk grotere groep jonge mensen tot 35 jaar werkzaam. Landelijk gezien is de verdeling wel anders: daar is 43 procent jonger van 35 jaar, 53 procent 35 tot 65 jaar en 4 procent 65 jaar en ouder. Er werken dus bovengemiddeld meer mensen tussen 35 en 65 jaar in de beeldende kunst, musea en erfgoed sector (dit geldt echter ook voor de meeste andere culturele sectoren).
Gender(on)gelijkheid
De positie van vrouwen in de beeldende kunst is achtergesteld op die van hun mannelijke collega’s, zo blijkt uit verschillende onderzoeken (o.a. door Women Inc. in 2021 (Heithuis et al. 2021) en Boekmanstichting in 2024 (Haeren et al. 2024)). Aan het onderwerp worden in de laatste jaren regelmatig
Bovenstaande figuren laten wat betreft
De reden hiervoor is vanuit de cijfers niet aan te tonen, maar vanuit gesprekken die voor het onderzoek (Haeren et al. 2024) gevoerd zijn met de sector valt op te maken dat de ontoegankelijkheid van de beeldend kunstsector voor kustenaars met (jonge) kinderen hierin mogelijk een rol speelt. Er is in de afgelopen jaren dan ook in toenemende mate
Het onderzoek van Haeren et al. (2024) maakt bovendien duidelijk dat het gemiddelde
Bestaande
Tot slot is over de representatie van vrouwelijke kunstenaars op beurzen en in galeries in Nederland nog onvoldoende bekend, al laten de beschikbare cijfers zien dat het aandeel vrouwelijke kunstenaars op internationale beurzen de afgelopen jaren is gestegen (zie onderstaande figuur).
Waar sommige instellingen al grote stappen zetten richting een programmering, personeel, publiek en partners die inclusiever en diverser zijn, weten andere instellingen niet altijd waar ze moeten beginnen, en zien ze het toewerken naar diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid als een grote en complexe opgave (Borg 2020). Wat betekenen diversiteit en inclusie op instellingsniveau? Hoe kunnen verschillende instellingen het beste invulling geven aan deze begrippen? Moeten bestaande collecties fundamenteel aangepast worden, of is een nieuwe, ‘kritische’ lezing voldoende? De themarapportage Diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid gaat hier verder op in en laat zien welke metingen al gedaan worden, maar gaat ook in op de complexiteit van het meten van diversiteit. Is het wel mogelijk om het effect van verschillende aanpakken op een overzichtelijke manier te meten, of zijn diversiteit en inclusie niet kwantitatief te vatten? Dergelijke vraagstukken worden steeds meer het hoofd geboden en zullen de komende jaren nog veel verschillende antwoorden oproepen – maar dat een grondige discussie rond (on)gelijkheid, diversiteit en inclusie zich nu manifesteert in de beeldende kunst is duidelijk.
Digitalisering
Digitalisering heeft een diepgaande invloed op de beeldende kunst, zo beschrijft de publicatie Waarde van beeld, beeld van waarde (Manshanden 2023). Steeds vaker ontstaan hybride vormen of digitale werken. Tegelijkertijd draagt de winst die digitalisering kan opbrengen, bijvoorbeeld in het verhogen van bereik en toegang, vooralsnog niet bij aan betere economische posities van makers. De online omgeving draait om ‘delen’, het incasseren van een redelijke vergoeding voor ‘content’ (zij het amateurkunst of professionele beeldend kunst) is daarom geen eenvoudige zaak. Voor de vele manieren waarop beeld online kan worden gebruikt, is voor beeldend kunstenaars nog niet altijd een passende compensatie beschikbaar – al zet auteursrechtenorganisatie Pictoright zich in voor vergoedingen voor visuele makers.
Het onderzoek Online inbreuken in beeld (Blaker et al. 2025) brengt het onrechtmatige online gebruik van foto’s is in beeld, naar aanleiding van een motie die door de Tweede Kamer werd aangenomen over de noodzaak tot een eerlijke vergoeding voor fotografen van het online gebruik van hun foto’s. In het onderzoek wordt gefocust op ‘kleine gebruikers’ (privépersonen, kleine niet-commerciële organisaties zoals stichtingen en verenigingen, en zzp’ers). Het onderzoek laat zien dat er onder deze kleine gebruikers een laag kennisniveau is over beeldrecht: van het bestaan weet men wel af, maar welke regels er precies aan kleven is voor velen onbekend. Van alle kleine gebruikers (zo’n 286 tot 360 duizend) plaatsen jaarlijks zo’n 30 procent een foto waarbij een online inbreuk plaatsvindt – het gaat uiteindelijk om honderdduizenden inbreuken per jaar. Slechts een klein deel van die gebruikers is zich ervan bewust dat ze een inbreuk doen op beeldrechten. Het onderzoek laat verder ook zien dat er een substantiële kloof is tussen de jaarlijkse licentiewaarde die fotografen door de online inbreuken misgelopen (tussen de 26,9 en 36,4 miljoen euro) en de betalingsbereidheid hiervan door de kleine gebruikers (tussen de 1,4 en 1,9 miljoen euro). Dit komt volgens focusgroepgesprekken die voor het onderzoek zijn gevoerd overeen met het gevoel van fotografen, die zeggen weinig waardering te voelen voor hun vak (Blaker et al. 2025).
Signalen vanuit verschillende culturele domeinen duiden er verder op dat er grenzen zijn aan de inzet van digitale middelen in het bereiken van publiek. Zo vond ook tijdens de coronapandemie de eerste interactie van een kunstkoper met een kunstwerk vaak op locatie plaats, en niet online (NGA 2022). De coronajaren gaven voor musea echter een positieve impuls aan het digitaal beschikbaar maken van hun collectie. In 2023 is 70 procent van permanente collectie van musea via internet toegankelijk voor het publiek – in 2015 was dit nog maar 23 procent (Museumvereniging 2024). Het aantal musea dat een online activiteit aanbiedt is in 2022 vooral onder de kleine en middelkleine musea afgenomen (ruim 30 procent). Bij de grotere musea is die daling minder sterk. In 2023 zet de ontwikkeling van die daling door, behalve bij de middelkleine musea. Die laten als enige een toename in online aanbod in activiteiten zien (Museumvereniging 2024). Zie de pagina Erfgoed voor een verdere uiteenzetting van cijfers over online activiteiten van musea.
Fotografie
Fotografie is met de komst van de smartphone een alomtegenwoordig medium geworden, het dringt door in alle haarvaten van de maatschappij. Het brengt ons nieuws, illustreert teksten, vertelt verhalen in tijdschriften en boeken en verkoopt producten en diensten (Prüst 2025). Fotografie laat zich niet makkelijk afbakenen omdat het vele verschijningsvormen kent en binnen een groot aantal culturele disciplines voorkomt. Het bevindt zich echter zowel in het domein van de cultuur als het domein van media en creatieve industrie, maar kan daarbinnen ook weer in elkaar
Er zijn weinig data over de fotografiesector beschikbaar en de data die beschikbaar zijn worden niet op een centrale plek samengebracht. Ondersteund door de
Wat weten we wel?
Financiering
Wat betreft ondersteuning vanuit het Rijk ontbreken fotografie-instellingen in de BIS en wordt in de cultuurplanperiode 2025-2028 alleen FOTODOK (platform voor fotografie in Utrecht) via het Mondriaan Fonds door het Rijk gefinancierd. Vanuit de
Aantal bedrijven
Het CBS heeft cijfers beschikbaar over de
Deze cijfers van het CBS laten zien dat het aantal fotografie bedrijven in de afgelopen 15 jaar een continue stijging doormaakt, en dat het aantal in die tijd ruim verdubbeld is. Dit is een opvallende ontwikkeling als we bedenken dat fotografie in die periode ook voor iedereen toegankelijk is geworden middels de smartphone. De cijfers laten ook zien dat bijna alle fotografen als zzp’er werken: de groep fotografie-vestigingen met 1 medewerker is veruit het grootste. In het onderzoek van Prüst (2025) wordt een verdere splitsing gemaakt tussen fulltime en parttime banen in de fotografie. Veruit de meeste fotografen zijn gevestigd in Noord- en Zuid-Holland, gevolgd door Noord-Brabant en Gelderland. Toch hoeft het niet zo te zijn dat al deze fotografen actief zijn in de cultuursector. Hier zitten dus ook bruiloftsfotografen tussen bijvoorbeeld.
Wat willen we nog meer weten over fotografie?
Waar in andere domeinen brancheorganisaties zoals de Museumvereniging of de VNPF (Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals) gegevens op systematische wijze verzamelen en ontsluiten over hun leden, ontbreekt binnen de fotografie nog een vergelijkbare informatiestructuur. Denk aan gegevens over de beroepspraktijk (waaronder het aandeel autonoom werkende fotografen), aanbod, publieksbereik, subsidiestromen en de verwevenheid met andere domeinen zoals media en design. Ook de data vanuit het CBS laten zich nog onvoldoende uitsplitsen. Fijnmazige data zijn van belang om fotografie beter in beeld te brengen. Vanuit de Cultuurmonitor zullen we de ontwikkelingen in de sector blijven volgen en de beschikbare data zichtbaar maken. We constateren – in lijn met het advies van de Raad voor Cultuur – dat het huidige systeem van dataverzameling en beleid niet altijd toegankelijk is voor alle vormen van cultuur. Dit geldt niet alleen voor fotografie, maar ook voor domeinen als hiphop, games en digitale cultuur, die vaak tussen wal en schip vallen (zie ook Raad voor Cultuur 2024b, 86). In samenspraak met het veld willen we in de Cultuurmonitor blijven werken aan betere zichtbaarheid en erkenning van de breedte van cultuur in al haar disciplines en verschijningsvormen.
Wat willen we verder weten over het domein Beeldende kunst?
Nieuwe makers en instellingen binnen het domein Beeldende kunst lijken steeds vaker te maken te krijgen met een hoge drempel. De hoge vastgoedprijzen in stedelijke gebieden en de grote ongelijkheid binnen het domein hebben al jaren een negatief effect op de ruimte die er is voor nieuwe geluiden (Kraaijeveld 2019). Deze drempel is nog altijd actueel en lijkt de komende jaren niet te veranderen (Schmidt 2023). Verschillende instellingen geven aan een vergrijzing waar te nemen. Zijn er genoeg faciliteiten voor nieuwe Nederlandse kunstenaars, galeries en instellingen?
Om meer inzicht te verkrijgen in deze ontwikkeling is het belangrijk om de verschillende organisatievormen die de afgelopen jaren in het domein zijn opgekomen beter onder de loep te nemen. Zo lijken makers steeds vaker samen op te trekken om hun krachten te bundelen – denk bijvoorbeeld aan samenwerkingen rond creatieve broedplaatsen, maar ook aan kunstenaarscollectieven (Smallenburg 2021). Culturele broedplaatsen zorgen voor vernieuwing, verbinding en kruisbestuiving. Maar ze zijn geen wondermiddel voor bestaande obstakels, zoals woningschaarste en stijgende prijzen (Boekmanstichting 2023). Wat zegt de opkomst van samenwerkingsverbanden over de positie van de individuele maker op de arbeidsmarkt? Wat zijn de mogelijkheden om in een samenwerking financieringsvormen te mixen? En in hoeverre wordt samenwerking vanuit de opleidingen gestimuleerd?
Een andere kwestie die verband houdt met de vergrijzing van de beeldende kunstsector betreft de stabiliteit van geldstromen. Enkele instellingen kaarten aan dat er binnen het huidige subsidiestelsel weinig ruimte is voor de duurzame ontwikkeling van jong talent. Het ontbreekt nog aan een instrument om op structurele, meerjarige manier de invloed van subsidies en andere faciliteiten op talentontwikkeling structureel te meten. Wat speelt zich af in de ateliers van gesubsidieerde makers? Welke jonge instellingen en makers gooien de handdoek in de ring – en waarom? En welke jonge instellingen en makers hebben wel succes?
Tot slot blijken uit deze analyse de grootste trends binnen het domein Beeldende kunst – een instabiele en ongelijke arbeidsmarkt, digitalisering en een toenemende vraag om meer diversiteit en inclusie – actueel te blijven. Wat is de invloed van verdere uitbreiding van digitale mogelijkheden en de verschillen die daarin ontstaan tussen grotere en kleinere musea? In hoeverre bepalen politieke verschuivingen de dagelijkse praktijk van makers? Daarnaast roept de opkomende discussie over kunstmatige intelligentie (AI) veel vragen op. Is AI een bedreiging voor creativiteit en auteursrecht of biedt het mogelijkheden om kunst te innoveren?
Het blijft daarom belangrijk om de ontwikkelingen in de beeldende kunst te blijven monitoren, met aandacht voor de behoeften vanuit het veld. Want wat betekenen de vele nieuwe richtlijnen, maatregelen en hervormingen voor de praktijk?
Meer weten over het domein Beeldende kunst?
Bekijk meer data over het domein Beeldende kunst in het Dashboard van de Cultuurmonitor.
Meer literatuur over het domein Beeldende kunst is te vinden in de Kennisbank van de Boekmanstichting.
Vorige edities van de tekst op deze domeinpagina kunnen hier gevonden worden:
2021
2022
2023
Bronnen
Figuren
Bosma, M. I. Demir, M. van Engel et al. (2025) Diversiteit van personeel, zelfstandigen, toezichthouders en adviseurs in de culturele en creatieve sector: wat is de stand in 2024? Amsterdam: Significant APE.
CBS (2025a) ‘Musea naar provincie, registratie, aard collectie en grootte 2015-2023’. Op: www.cbs.nl, 14 januari.
CBS (2025b) Monitor kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, editie 2025. Den Haag: CBS.
CBS (2025d) ‘Arbeidsmarkt culturele en creatieve sector 2010-2024 Q3’. Op: www.cbs.nl, 31 januari.
CBS Statline (2025) ‘Vestigingen van bedrijven; bedrijfstak, regio – Fotografie 74201’. Op: www.opendata.cbs.nl, 11 april.
CBS (2024) Detaillering cultuurlasten gemeenten en provincies, 2023. Den Haag: CBS.
Manshanden, W. en P. Rutten (2023) Waarde van beeld, beeld van waarde: de economische waarde van beeld in Nederland. Amsterdam: Federatie Beeldrechten.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (z.j.) ‘Overheidsuitgaven aan cultuur’. Op: www.ocwincijfers.nl, z.d.
NGA (2022) Onderzoek kunstmarkt 2021. Oegstgeest: Nederlandse Galerie Associatie.
Pictoright (2023) Jaarverslag pictoright. Amsterdam: Pictoright.
ROA (z.j.) ‘Kerncijfers schoolverlatersonderzoeken’. Op: https://roastatistics.shinyapps.io, z.d.
Swartjes, B., T. de Hoog (2024) Cultuur en participatie. Op: www.cultuurmonitor.nl, 2 september
Vinken, H., H. Mariën, B. Broers et al. (2025) Een Collectieve Selfie 2025: cijfers en trends in de beeldende kunst. Amsterdam: BKNL.
Literatuur
Berenschot (2021) Evaluatie richtlijn en experimenteerreglement kunstenaarshonorarium. Utrecht: Berenschot.
Boekmanstichting (2023) Boekman #137. Samen werken. Co-creatie, broedplaatsen, meerwaarde. Amsterdam: Boekmanstichting.
Borg, L. ter (2020) ‘Nederlandse kunstmusea: diversiteit is beleid, maar de directeur is altijd wit’. Op: www.nrc.nl, 17 juni.
CBS (2025b) Monitor kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, editie 2025. Den Haag: CBS.
CBS (2025c) ‘Satellietrekening cultuur en media 2022’. Op: www.cbs.nl, 1 april.
CBS (2022a) ‘Musea, naar type (aard van de collectie), 2009-2020’. Op: www.cbs.nl, 25 maart.
CBS (2022b) ‘Werkzame beroepsbevolking; beroep’. Op: www.opendata.cbs.nl, 17 mei.
CBS (2022c) ‘Omzet en inkomenspositie zzp’ers in culturele sector’. Op www.cbs.nl , 21 juli.
CBS (z.j.) ‘Ontwikkelingen zzp’. Op: www.cbs.nl, z.d.
Den Hartog Jager, H. (2023) ‘Terug naar de werkelijkheid: de noodzaak van een radicaal fotografisch modernisme’. In: Essaybundel Scherpstellen, 26. Amsterdam: Mondriaan Fonds.
DutchCulture (z.j,) ‘About the DutchCulture Database’. Op: https://dutchculture.nl, z.d.
DutchCulture (2025) ‘DutchCulture Database: Visual Arts’. Op: https://dutchculture.nl, 27 maart.
FairPACCT (2025) ‘Stand van zaken toepassing Richtlijn Kunstenaarshonoraria’. Op: fairpacct.nl, 7 maart.
Geukema, R. et al. (2023) Fair Pay dichterbij. Meerkosten van Fair Pay in de culturele sector. Utrecht: SiRM.
Goudriaan, R. en R. Geukema (2023) Doorontwikkeling richtlijn kunstenaarshonoraria. Mogelijkheden voor een verdere differentiatie van de normbedragen. Utrecht: SiRM.
Habashy, N. (2024) ‘Ook loonkloof in de beeldende kunst: vrouwen verdienen 20 procent minder dan mannen’. Op: www.volkskrant.nl, 28 maart.
Haeren, M. van, H. Sweering en H. Mariën (2024) Vrouwelijke beeldend kunstenaars in Nederland: arbeidsmarktpositie, carrièreverloop, representatie. Amsterdam: Boekmanstichting.
Heithuis, S. et al. (2021) Een nog onverteld verhaal: verkennend onderzoek naar gender(on)gelijkheid in de kunstwereld. Amsterdam: Stichting WOMEN Inc., ABN Amro.
Jaeger, T. (2024) ‘Alleen maar vrouwelijke kunstenaars tentoonstellen corrigeert de canon niet’. Op: www.nrc.nl, 2 oktober.
Knoppers, K. (2023) ‘Kan fotografie ons redden?: Fotografie in Nederland ten tijde van de klimaatcrisis’. In: Essaybundel Scherpstellen, 98. Amsterdam: Mondriaan Fonds.
Kraaijeveld, J. (2019) ‘Betaalbare ateliers, een maatschappelijke zaak’. Op: www.platformbk.nl, 11 februari.
Kruijt, M. (2022) ‘Geen eigen subsidiepot, structureel minder geld: fotografiewereld voelt zich door het Rijk niet voor vol aangezien’. In: De Volkskrant, 9 juni.
Leden, J. van der (2022) Boekman Extra #35: ongewenst gedrag in de cultuursector, hoe nu verder? Amsterdam: Boekmanstichting.
Manshanden, W. en P. Rutten (2023) Waarde van beeld, beeld van waarde: de economische waarde van beeld in Nederland. Amsterdam: Federatie Beeldrechten.
McAndrew, C. (2022) The Art Market 2022: an Art Basel & UBS report. Basel en Zürich: Art Basel en UBS.
McAndrew, C. (2023) The Art Market 2023. Basel en Zürich: Art Basel en UBS.
Modest, W. en R. Lelijveld (2018) Woorden doen ertoe: een incomplete gids voor woordkeuze binnen de culturele sector. Amsterdam: Wereldmuseum.
Mondriaan Fonds (z.j.) ‘Gallery Fair Practice Code’. Op: www.mondriaanfonds.nl.
Mondriaan Fonds (2023) Scherpstellen: acht auteurs over de ontwikkeling van fotografie binnen de beeldende kunst. Amsterdam: Mondriaan Fonds.
Museumvereniging (2023) Museumcijfers 2022. Amsterdam: Museumvereniging.
Museumvereniging (2024) ‘Musea populairder dan ooit bij Nederlands publiek’. Op: www.museumverening.nl, 11 januari.
NGA (2022) Onderzoek kunstmarkt 2021. Oegstgeest: Nederlandse Galerie Associatie.
PFN (z.j.) ‘Over platform fotografie Nederland’. Op: www.platformfotografienederland.org, zd.
Prüst, M. (2025) Fotografie en de cultuurmonitor. Amsterdam: marcprust Consultancy.
Raad voor Cultuur (2024a) Advies Culturele basisinfrastructuur 2025-2028. Den Haag: Raad voor Cultuur.
Raad voor Cultuur (2024b) Toegang tot cultuur: op weg naar een nieuw bestel in 2029. Den Haag: Raad voor Cultuur.
ROA (2022) ‘Kerncijfers schoolverlatersonderzoek’. Op: www.roa.nl.
Ruygt, A. (2023) ‘Beeldbewustzijn: op zoek naar nieuwe zwaartepunten in een jong veld’. In: Essaybundel Scherpstellen, 38. Amsterdam: Mondriaan Fonds.
Samuel, M. (2022) Handreiking Waarden voor een nieuwe taal. Op: www.codedi.nl, 6 mei.
Schmidt, W. (2023) ‘Tijdelijkheid is niet erg, maar wat is de stap erna?’ In: Boekman, jrg. 2023, nr. 137.
Smallenburg, S. (2021) ‘Samen sterk: de kracht van het collectief’. Op: www.nrc.nl, 19 mei.
UWV (2025) ‘Sociaal minimum’. Op: www.uwv.nl, z.d.
Vinken, H., H. Mariën, B. Broers et al. (2025) Een Collectieve Selfie 2025: cijfers en trends in de beeldende kunst. Amsterdam: BKNL.
Vinkenburg, B., H. M. Booij en I. Hegeman (2018) Gemeentelijke bestedingen aan beeldende kunst & vormgeving: evaluatie van de Decentralisatieuitkering Beeldende Kunst & Vormgeving. Utrecht: Berenschot.
Wit, de Nienke et al. (2023) Verkenning discriminatie en racisme in sport en cultuur. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
Wolf, J. de (2023) ‘Foto’s zonder diepgang: over de wetenschappelijke stilte rond fotografie in Nederland’. In: Essaybundel Scherpstellen, 60. Amsterdam: Mondriaan Fonds.
Wolters, L. en R. Goudriaan (2019) Onderzoek richtlijn functie- en loongebouw presentatie-instellingen voor beeldende kunst. Amsterdam: De Zaak Nu.
Verantwoording tekst en beeld
Redactie: De huidige versie van de pagina is meegelezen door Wouter Koelman (Mondriaan Fonds) en Henk Vinken (HTH Research). Een eerdere versie van deze domeinpagina is geschreven door Rogier Brom, Thomas van Gaalen en Felicia van Andel.
Beeld: Expositie Habitat Multiform / Fotografie: Lisa Maatjens.