Inleiding en kerncijfers
De Cultuurmonitor beschouwt binnen deze domeinanalyse Beeldende kunst trends en ontwikkelingen rondom het vervaardigen, distribueren, tentoonstellen, aankopen en ervaren van beeldende kunstobjecten. Onder beeldende kunstobjecten verstaat deze domeinanalyse zowel objecten met een ‘platte’ en statische vorm – zoals schilderijen en tekeningen – als beeldhouwwerk, videokunst, en installaties. Deze zijn in Nederland in tal van contexten te vinden; denk aan galeries, beurzen en ateliers, maar ook aan musea en creatieve broedplaatsen. Vanwege deze brede verspreiding heeft beeldende kunst dan ook vele raakvlakken met andere domeinen als Design en Erfgoed. Er zijn enorme verschillen binnen het domein Beeldende kunst – niet alleen tussen beginnende makers en internationale kunststerren, maar ook tussen de vele instellingen en beleidsniveaus die zich bezighouden met verschillende vormen van beeldende kunst. Op basis van enkele hoofdthema’s biedt deze analyse inzicht in de overkoepelende ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren voordeden in dit veelzijdige domein.
Kunstenaars en inkomsten
Bron: CBS / ROA / CBS (Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep)
Beeldende kunstmusea
Bron: Museumvereniging / CBS
Trends en ontwikkelingen
Een kleine groep kunstenaars en hun positie op de markt
Met de groeiende behoefte aan data, doet de sector een poging om de waarde van cultuur in cijfers te vatten. Het onderzoek Waarde van beeld, beeld van waarde (Manshanden et al. 2023) laat zien dat de financieel-economische waarde van de
Data over de autonoom beeldend kunstenaar zijn lastig te destilleren uit dit rapport, wat zorgt voor verschillen tussen diverse bronnen. Desondanks is een belangrijk inzicht dat er groei is in het aantal werkzame personen in de beeldende kunst. Vergelijkbare cijfers van het
Kijken we naar de data over inkomen dan lijken beeldend kunstenaars binnen de toch al precaire culturele arbeidsmarkt echter een extra kwetsbare beroepsgroep (CBS 2022c). Alumni van een voltijds hbo-opleiding voor autonome beeldende kunst verdienden in 2021 anderhalf jaar na hun afstuderen gemiddeld zo’n 1.583 euro per maand (bruto). Voor hun collega’s die de voltijdsopleiding docent beeldende kunst en vormgeving afrondden was dit gemiddeld 2.843 euro per maand. Ter vergelijking: het gemiddelde van alle voltijds kunstopleidingen op het hbo ligt op 1.796 euro, dat van alle voltijds hbo-opleidingen op 2.999 euro (ROA 2022). Bovendien vinden afgestudeerden van een beeldende kunstopleiding minder vaak een baan die bij deze opleiding past. In de periode tussen 2016 en 2021 heeft gemiddeld 43 procent van de bachelorstudenten autonome beeldende kunst na anderhalf jaar een functie binnen de eigen of verwante opleidingsrichting. Bij de bachelorstudenten die als docent in deze richting zijn opgeleid, is dit 76 procent. Van alle afgestudeerden van een hbo-opleiding vindt 90 procent binnen anderhalf jaar een baan die aansluit bij de opleiding (Ibid.).
Van diegenen die na de opleiding als beeldend kunstenaar werken en binnen de door het CBS gehanteerde definitie van beeldend kunstenaar vallen, werkt vrijwel iedereen als zzp’er. Dit is te verklaren doordat het zzp’erschap in de aard zit van het beroep van de autonoom beeldend kunstenaar: de meesten van hen hebben een zelfstandige werkpraktijk of atelier. Beeldend kunstenaars oefenen hun beroep zelden in loondienst uit (Haeren et al. 2024).
Voor velen van deze zzp’ers is het inkomen na de eerste anderhalf jaar niet veel gestegen. Het mediane jaarinkomen van de zzp’ers tussen 2017 en 2019 ligt met 14.000 euro namelijk in lijn met het gemiddelde maandinkomen anderhalf jaar na het afstuderen. Dit betekent dat de helft meer verdient, en de helft minder dan 14.000 euro (CBS 2022c). Vergelijkbare en meer recente cijfers zijn vindbaar in Haeren et al. (2024). In dit onderzoek wordt daarnaast getoond wordt dat mannen gemiddeld (iets) meer inkomen hebben dan vrouwen en dat ruim 50 procent van de beeldend kunstenaars een inkomen heeft van minder van 2.000 euro per jaar.
Een deel van deze inkomsten is afkomstig van instellingen die beeldende kunst presenteren en beeldend kunstenaars betalen voor het werk dat zij specifiek voor deze presentaties verrichten. Presentatie-instellingen lijken dan ook dichter bij de dagelijkse praktijk van beeldend kunstenaars te staan dan musea (Wolters et al. 2019). Dat het logisch is om voor zulke werkzaamheden te betalen was niet altijd evident en gebeurde dan ook vaak niet. Deze situatie leidde ertoe dat in 2017 de richtlijn kunstenaarshonoraria in het leven werd geroepen. Uit een evaluatie van deze richtlijn is duidelijk geworden dat in de periode 2018-2020 presentatie-instellingen hiervoor de meeste fondsenaanvragen doen en dat zij de richtlijn ook wat betreft de uitvoerbaarheid meer omarmen dan musea (Berenschot 2021).
Op basis van deze evaluatie is de richtlijn kunstenaarshonoraria herijkt, met meer mogelijkheden tot differentiatie, bijvoorbeeld tussen presentatie en productionele inspanningen. Deze herijkte richtlijn zal gelden vanaf januari 2025 (Goudriaan et al. 2023).
Fair Pay is een essentiële stap om het inkomen dichter naar het Nederlandse gemiddelde te brengen en is noodzakelijk om de sector duurzaam, wendbaar en weerbaar te maken. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de beeldende kunstsector een grote achterstand heeft op dit gebied. In 2023 is in kaart gebracht wat de meerkosten zijn voor Fair Pay in de culturele sector: voor de categorie ‘Beeldende kunst en creatieve industrie’ is 3,2 miljoen euro nodig. 63 procent daarvan (2,0 miljoen euro) is nodig voor de beeldende kunst. Dit hoge percentage wordt veroorzaakt doordat de beeldende kunst veel kleine en middelkleine organisaties telt die slechts kortdurend of beperkt subsidie ontvangen. Van de meerkosten binnen de beeldende kunst en creatieve sector heeft bijna de helft (1,5 miljoen euro) betrekking op meerkosten van personeel in loondienst en iets meer dan de helft (1,7 miljoen euro) op zzp’ers (Geukema et al. 2023).
Naast de sterke relatie die beeldende kunst heeft met musea en vooral presentatie-instellingen, lijkt het domein al lange tijd sterk verbonden met lokaal beleid. Dit toont zich onder meer wanneer de inkomstenmix van musea voor beeldende kunst wordt vergeleken met die van overige musea. Daaruit blijkt dat musea voor beeldende kunst voor een groter deel van hun inkomsten afhankelijk zijn van gemeentelijke en provinciale subsidies. Het tonen van beeldende kunst lijkt bij gemeenten bovendien van groeiend belang. In het financieren van beeldende kunst geven de gemeenten die geld krijgen uit de Decentralisatie-Uitkering Beeldende Kunst en Vormgeving al jaren het grootste deel van dit budget uit aan musea (Vinkenburg et al. 2018). Het aandeel van presentatie-instellingen stijgt eveneens, maar met 8 procent komt dit nog lang niet in de buurt van de 63 procent die musea voor beeldende kunst ontvangen (Ibid.). Een lokale context en de bijbehorende samenwerking is bovendien van belang voor zzp’ers binnen de beeldende kunst.
Inkomstenmix musea
Bron: CBS
Zichtbaar herstel en blijvende aandacht voor ongelijkheid
We kunnen er niet omheen: de laatste jaren hebben in het teken gestaan van de effecten van de coronacrisis. Nu de bezoekersaantallen toenemen en de coronasteunregelingen zijn afgelopen is de sector bezig zich opnieuw stevig neer te zetten en de effecten van corona achter zich te laten. Er is duidelijk herstel zichtbaar op bijna alle vlakken. Vergeleken met 2021 is het museumbezoek in 2022 met een stijging van 93 procent bijna verdubbeld. In 2022 waren de eigen inkomsten van musea 501 miljoen euro. Dat is een verhoging van 191 miljoen euro ten opzichte van het jaar ervoor, maar nog altijd 35 miljoen euro lager dan in 2019. De eigen inkomsten van musea zijn gestegen van 30 procent van de totale omzet in 2021 naar 43 procent in 2022 (Museumvereniging 2023).
Ook de bezoekersaantallen stijgen: in 2022 waren er 23,5 miljoen museumbezoeken, waarvan 5,6 miljoen (24 procent van het totaal) uit het buitenland afkomstig was (Museumvereniging 2022). Dit is bijna een verdubbeling ten opzichte van 2021, toen er slechts 11,8 miljoen museumbezoeken waren. Het bezoekersaantal is hiermee op weg terug naar de lijn van voor de coronacrisis – in 2019 waren er in totaal 32,6 miljoen bezoeken. 80 procent van het museumbezoek bestaat uit volwassenen (Ibid). De verwachtingen voor 2023 zijn ook positief: voorlopige cijfers over de stijging in het aantal museumkaartbezoeken over 2023 laten zien dat de belangstelling en draagvlak voor musea groot is (Museumvereniging 2024).
Mondiaal gezien trekt het herstel van de kunstmarkt de stijgende lijn van 2021 door. In 2022 is de waarde van de internationale kunstmarkt (‘global art sales’) met 67,8 miljard dollar hoger dan het niveau van voor de pandemie in 2019 (64,4 miljard dollar). Toch is de groei minder hoog dan verwacht, onder andere vanwege politieke en economische instabiliteit wereldwijd (McAndrew 2023).
‘Online-only’ verkopen zijn internationaal gezien opnieuw afgenomen ten opzichte van 2021, maar zijn nog altijd 85 procent hoger dan in 2019. De online verkopen omvatten 16 procent van de totale verkopen van de internationale kunstmarkt in 2022 (Ibid.).
Al met al zet het herstel op de wereldwijde kunstmarkt door. Daarbij lijkt de hoop dat de pandemie het speelveld wat gelijker zou trekken ongegrond; nog steeds neemt een steeds kleiner deel van de bedrijven en kunstenaars een steeds groter deel van de omzet voor zijn rekening (McAndrew 2022).
Diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid
Aan initiatieven om ongelijkheid aan te pakken en diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid te bevorderen lijkt er binnen de beeldende kunst geen gebrek. Sommige richten zich vooral op het betrekken van publiek, zoals het toegankelijk maken van exposities voor bezoekers met een beperking. Andere instellingen zijn vooral bezig met de inhoud van hun exposities, door een kritische blik op de vaste collectie te werpen of genderdiversiteit mee te laten wegen in het aankoopbeleid. Deze trend lijkt zich voort te zetten. Ook rondom het taalgebruik in exposities vindt veel reflectie plaats. Verschillende inzichten met betrekking tot inclusieve expositieteksten zijn samengevat in de Handreiking Waarden Voor Een Nieuwe Taal van Code Diversiteit & Inclusie (Samuel 2022) en Woorden doen ertoe (Modest 2018).
De openheid rondom het thema neemt toe. Een voorbeeld hiervan is het Stedelijk Museum Amsterdam dat hun veranderingsproces richting meer diversiteit en inclusie in het museum liet vastleggen in de documentaire White Balls on Walls. Dit heeft een impuls gegeven aan deze discussie binnen het domein Beeldende kunst, dat in toenemende mate reflecteert op de ongelijkheden die binnen het domein – en de samenleving – spelen. Toch is het maar de vraag of reflectie zich altijd vertaalt naar daadwerkelijke kansengelijkheid, zowel wat inkomsten als wat invloed betreft. Niet alle demografische groepen zijn evenwichtig vertegenwoordigd in alle segmenten van de sector (personeel, publiek, programmering en partners).
Ook is het maar de vraag of de positie van vrouwen in het domein de afgelopen jaren voldoende verbeterd is. Waar vrouwen volgens het Amsterdams Fonds voor de Kunst (AFK) redelijk vertegenwoordigd lijken te zijn in het personeel van beeldende kunstinstellingen, ontbraken ze de afgelopen jaren in leidinggevende functies en als artiesten in de collecties van grote instellingen, zo blijkt uit een rondvraag van de NOS (Nieuwsuur 2021). Bij opleidingen beeldende kunst is het overgrote deel van de alumni vrouw (71 procent), maar uiteindelijk is nog maar 54 procent van de actieve beeldend kunstenaars op de arbeidsmarkt vrouw (Haeren et al. 2024). Bestaande onderzoeken naar de representatie van vrouwen in musea maken duidelijk dat er sprake is van genderongelijkheid en dat vrouwen sterk ondervertegenwoordigd zijn binnen verschillende onderdelen van de kunstwereld. Het is daarbij van belang te vermelden dat cijfers over de representatie van vrouwelijke kunstenaars in musea nog op grote schaal ontbreken.
Tot slot is over de representatie van vrouwelijke kunstenaars op beurzen en in galeries in Nederland nog onvoldoende bekend, al laten de beschikbare cijfers zien dat het aandeel vrouwelijke kunstenaars op internationale beurzen de afgelopen jaren is gestegen (Haeren et al. 2024).
De huidige verdeling is niet zonder gevolgen. Ongelijkheid blijkt op verschillende vlakken ongewenst gedrag in de hand te spelen, waarover ook op Nederlandse kunstacademies en binnen organisaties voor beeldende kunst recent veel meldingen zijn binnengekomen (Leden 2022).
Man-vrouwverhouding op internationale beurzen
Het gaat hierbij om de verhouding tussen mannen en vrouwen vertegenwoordigd door galeries bij deelname aan internationale beurzen met steun van het Mondriaan Fonds. Vanaf 2021 wordt er ook data over non-binaire personen bijgehouden.
Bron: Mondriaan Fonds
Verschillende instellingen proberen de laatste jaren juist vanwege de nog altijd hardnekkige ongelijkheden de druk op te voeren en de toegenomen aandacht voor inclusie en diversiteit om te zetten in structurele, concrete verandering. Zo presenteerden De Zaak Nu en Kunsten ‘92 Fair care: gedragscode en protocol. Deze aanvulling op de Fair Practice Code zou aan de hand van duidelijke richtlijnen een belangrijke stap richting veiligere, inclusieve werksferen kunnen betekenen. Verschillende fondsen en instellingen zetten sterker in op het naleven van de Fair Practice Code door hiervoor meer handvatten te bieden. Het Mondriaan Fonds, bijvoorbeeld, stelt voor galeries die de willen aanbieden de ‘Gallery Fair Practice Code’ inmiddels als vaste voorwaarde. In deze code worden de
Waar sommige instellingen al grote stappen zetten richting een programmering, personeel, publiek en partners die inclusiever en diverser zijn, weten andere instellingen niet altijd waar ze moeten beginnen, en zien ze het toewerken naar diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid als een grote en complexe opgave (Borg 2020). Wat betekenen diversiteit en inclusie op instellingsniveau? Hoe kunnen verschillende instellingen het beste invulling geven aan deze begrippen? Moeten bestaande collecties fundamenteel aangepast worden, of is een nieuwe, ‘kritische’ lezing voldoende? Uit de themarapportage Diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid blijkt dat het op dit moment nog ontbreekt aan een sectorbrede aanpak voor de monitoring en verzameling van data over deze thema’s. Is het wel mogelijk om het effect van verschillende aanpakken op een overzichtelijke manier te meten, of zijn diversiteit en inclusie niet kwantitatief te vatten? Deze vraagstukken zullen de komende jaren nog veel verschillende antwoorden oproepen – maar dat een grondige discussie rond ongelijkheid, diversiteit en inclusie de beeldende kunst inmiddels heeft bereikt is duidelijk.
Een groeiend publiek en trouwe kopers
De bezoekersaantallen hebben zich in 2022 hersteld en voorlopige cijfers laten zien dat dit herstel zich in 2023 voorzet (VTO 2020; Museumvereniging 2024; Leeuwen 2021). In 2022 hadden musea 1,2 miljard euro omzet, waarvan het merendeel eigen inkomsten (43 procent) en overheidssubsidies (52 procent) was. De omzet is daarmee 9 procent hoger dan in 2019 (Museumvereniging 2023). Het is echter moeilijk een volledig beeld te geven van het publiek dat zich interesseert voor beeldende kunst. Zo vinden veel kleinere exposities – zoals die in cafés, poppodia, of creatieve broedplaatsen – nog altijd onder de radar plaats. Daarnaast is het bijna onmogelijk om zicht te krijgen op de bezoekers van tentoonstellingen zonder kassa (Boekmanstichting 2019).
De scheiding die is ontstaan tussen instellingen die aanspraak maakten op noodsteun en instellingen die meermaals buiten de boot zijn gevallen herstelt zich, maar blijft zichtbaar. Vooral bij de kleine musea laat het herstel langer op zich wachten; hun eigen inkomsten liepen tussen 2019 en 2022 in totaal met 28 procent terug, voor grote musea was dat maar 6 procent. Ter vergelijking: in de periode 2019-2021 was dit nog 57 procent voor kleine musea en 43 procent voor grote musea (Museumvereniging 2023). De vrees die eerder al was geuit, dat als het publiek de kleine instellingen niet terug zou vinden, het maar de vraag was of deze het hoofd nog lang boven water konden houden, blijft dan ook actueel (Museumvereniging 2021). De kleine en middelkleine musea hadden relatief een minder grote daling in bezoekers dan de grote musea, maar het herstel van bezoekersaantallen is ook minder groot (Museumvereniging 2023).
De statistieken geven geen grote verschuiving in het aantal kunstkopers dat werk aanschaft via galeries of beurzen aan. Veel kunstkopers lijken sinds 2020 de weg naar de galeries terug te hebben gevonden – zowel via digitale viewing rooms als in het echt (NGA 2022).
Digitalisering wint aan terrein – maar vraagt ook om bescherming van de maker
Digitalisering heeft een diepgaande invloed op de beeldende kunst. Steeds vaker ontstaan hybride vormen of digitale werken. Tegelijkertijd draagt de winst die digitalisering kan opbrengen, bijvoorbeeld in het verhogen van bereik en toegang, vooralsnog niet bij aan een betere economische posities van makers. De online omgeving draait om ‘delen’, daarom is een redelijke vergoeding incasseren voor ‘content’ geen eenvoudige zaak. Voor de vele manieren waarop beeld online kan worden gebruikt, is voor beeldend kunstenaars nog niet altijd een passende compensatie beschikbaar – al zet auteursrechtenorganisatie Pictoright zich in voor vergoedingen voor visuele makers. Daarnaast dient de efficiëntie die digitalisering kan bieden in de juiste context te worden geplaatst. Digitalisering kan weliswaar leiden tot afname van de kosten van distributie en exploitatie, maar zorgt doorgaans minder voor afname van de kosten van creatie en productie (Manshanden 2023).
Verschillende signalen duiden erop dat er grenzen zijn aan de digitale inzet in het bereiken van publiek. Zo vond ook tijdens de coronacrisis de eerste interactie van een kunstkoper met een kunstwerk vaak op locatie plaats (NGA 2022). Desondanks heeft digitalisering ook in de beeldende kunstsector een vaste plek verworven. In 2022 was 68 procent van de collectie via internet toegankelijk voor publiek. Dit was in 2015 nog 23 procent van de permanente collectie. De grote musea (met een omzet van 3,2 miljoen euro of meer) lopen hierin voor op de kleine en middelgrote musea. Ten opzichte van voorgaande (corona)jaren is er wel een lichte daling zichtbaar. Het aantal musea dat een online activiteit aanbiedt is in 2022 vooral onder de kleine en middelkleine musea afgenomen (ruim 30 procent). Bij de grotere musea is die daling minder sterk (Museumvereniging 2023).
Digitale activiteiten
Bron: Museumcijfers 2022 / Art Market Report 2023
Wat willen we verder weten over het domein Beeldende kunst?
Nieuwe makers en instellingen binnen het domein Beeldende kunst lijken steeds vaker te maken te krijgen met een hoge drempel. De hoge vastgoedprijzen in stedelijke gebieden en de grote ongelijkheid binnen het domein hebben al jaren een negatief effect op de ruimte die er is voor nieuwe geluiden (Kraaijeveld 2019). Deze drempel is nog altijd actueel en lijkt de komende jaren niet te veranderen (Schmidt 2023). Verschillende instellingen geven aan een vergrijzing waar te nemen. Zijn er genoeg faciliteiten voor nieuwe Nederlandse kunstenaars, galeries en instellingen?
Om meer inzicht te verkrijgen in deze ontwikkeling is het belangrijk om de verschillende organisatievormen die de afgelopen jaren in het domein zijn opgekomen beter onder de loep te nemen. Zo lijken makers steeds vaker samen op te trekken om hun krachten te bundelen – denk bijvoorbeeld aan samenwerkingen rond creatieve broedplaatsen, maar ook aan kunstenaarscollectieven (Smallenburg 2021). Culturele broedplaatsen zorgen voor vernieuwing, verbinding en kruisbestuiving. Maar ze zijn geen wondermiddel voor bestaande obstakels, zoals woningschaarste en stijgende prijzen (Boekmanstichting, 2023). Wat zegt de opkomst van samenwerkingsverbanden over de positie van de individuele maker op de arbeidsmarkt? Wat zijn de mogelijkheden om in een samenwerking financieringsvormen te mixen? En in hoeverre wordt samenwerking vanuit de opleidingen gestimuleerd?
Een andere kwestie die verband houdt met de vergrijzing van de beeldende kunst betreft de stabiliteit van geldstromen. Enkele instellingen kaarten aan dat er binnen het huidige subsidiestelsel weinig ruimte is voor de duurzame ontwikkeling van jong talent. Het ontbreekt nog aan een instrument om op structurele, meerjarige manier de invloed van subsidies en andere faciliteiten op talentontwikkeling structureel te meten. Wat speelt zich af in de ateliers van gesubsidieerde makers? Welke jonge instellingen en makers gooien de handdoek in de ring – en waarom? En welke jonge instellingen en makers hebben wel succes?
Tot slot blijken uit deze analyse de grootste trends binnen het domein Beeldende kunst – een instabiele en ongelijke arbeidsmarkt, digitalisering, de vraag of er voldoende subsidies en faciliteiten zijn om het domein structureel te onderhouden en een toenemende vraag om meer diversiteit en inclusie – actueel te blijven. Wat is de invloed van verdere uitbreiding van digitale mogelijkheden en de verschillen die daarin ontstaan tussen grotere en kleinere musea? In hoeverre bepalen politieke verschuivingen de dagelijkse praktijk van makers? Daarnaast roept de opkomende discussie over kunstmatige intelligentie (AI) veel vragen op. Is AI een bedreiging voor creativiteit en auteursrecht of biedt het mogelijkheden om kunst te innoveren?
Het blijft daarom belangrijk om de ontwikkelingen in de beeldende kunst te blijven monitoren, met aandacht voor de behoeften vanuit het veld. Want wat betekenen de vele nieuwe richtlijnen, maatregelen en hervormingen voor de praktijk? Met name na het wegvallen van
Meer weten over het domein Beeldende kunst?
Bekijk meer data over het domein Beeldende kunst in het Dashboard van de Cultuurmonitor.
Meer literatuur over het domein Beeldende kunst is te vinden in de Kennisbank van de Boekmanstichting.
Vorige edities van de tekst op deze domeinpagina kunnen hier gevonden worden:
2021
2022
Literatuur
Amsterdams Fonds voor de Kunst (2023) Jaarverslag 2022. Amsterdam: Amsterdams Fonds voor de Kunst.
Berenschot (2021) Evaluatie richtlijn en experimenteerreglement kunstenaarshonorarium. Utrecht: Berenschot.
Boekmanstichting (2023) Boekman #137. Samen werken. Co-creatie, broedplaatsen, meerwaarde. Amsterdam: Boekmanstichting.
Borg, L. ter (2020) ‘Nederlandse kunstmusea: diversiteit is beleid, maar de directeur is altijd wit’. Op: www.nrc.nl, 17 juni.
Brom, R. et al. (2019) De Staat van Cultuur 4: Cultuurindex Nederland. Amsterdam: Boekmanstichting.
CBS (2021) ‘Monitor kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep 2021’. Op www.cbs.nl, 6 oktober.
CBS (2022a) ‘Musea, naar type (aard van de collectie), 2009-2020’. Op: www.cbs.nl, 25 maart.
CBS (2022b) ‘Werkzame beroepsbevolking; beroep’. Op: www.opendata.cbs.nl, 17 mei.
CBS (2022c) ‘Omzet en inkomenspositie zzp’ers in culturele sector’. Op www.cbs.nl , 21 juli.
Geukema, R. et al. (2023) Fair Pay dichterbij. Meerkosten van Fair Pay in de culturele sector. Utrecht: SiRM.
Goudriaan, R. en R. Geukema (2023) Doorontwikkeling richtlijn kunstenaarshonoraria. Mogelijkheden voor een verdere differentiatie van de normbedragen. Utrecht: SiRM.
Haeren, M. van, H. Sweering en H. Mariën (2024) Vrouwelijke beeldend kunstenaars in Nederland: arbeidsmarktpositie, carrièreverloop, representatie. Amsterdam: Boekmanstichting.
Kraaijeveld, J. (2019) ‘Betaalbare ateliers, een maatschappelijke zaak’. Op: www.platformbk.nl, 11 februari.
Leden, J. van der (2022) Boekman Extra #35: ongewenst gedrag in de cultuursector, hoe nu verder?Amsterdam: Boekmanstichting.
Manshanden, W. en P. Rutten (2023) Waarde van beeld, beeld van waarde: de economische waarde van beeld in Nederland. Amsterdam: Federatie Beeldrechten.
McAndrew, C. (2022) The Art Market 2022: an Art Basel & UBS report. Basel en Zürich: Art Basel en UBS.
McAndrew, C. (2023) The Art Market 2023. Basel en Zürich: Art Basel en UBS.
W. Modest en R. Lelijveld (2018) Woorden doen ertoe: een incomplete gids voor woordkeuze binnen de culturele sector. Amsterdam: Wereldmuseum.
Mondriaan Fonds (z.j.) ‘Gallery Fair Practice Code’. Op: www.mondriaanfonds.nl.
Museumvereniging (2023) Museumcijfers 2022. Amsterdam: Museumvereniging.
Museumvereniging (2024) ‘Musea populairder dan ooit bij Nederlands publiek’. Op: www.museumverening.nl, 11 januari.
NGA (2022) Onderzoek kunstmarkt 2021. Amsterdam: Nederlandse Galerie Associatie.
Nieuwsuur (2021) ‘Weinig vrouwelijke kunstenaars in musea: “we keken naar kunst met één oog dicht”’. Op: www.nos.nl, 18 april.
ROA (2022) ‘Kerncijfers schoolverlatersonderzoek’. Op: www.roa.nl.
Samuel, M. (2022) Handreiking Waarden voor een nieuwe taal. Op: www.codedi.nl, 6 mei.
Schmidt, W. (2023) ‘Tijdelijkheid is niet erg, maar wat is de stap erna?’ In: Boekman, jrg. 2023, nr. 137.
Smallenburg, S. (2021) ‘Samen sterk: de kracht van het collectief’. Op: www.nrc.nl, 19 mei.
Vinkenburg, B., H. M. Booij en I. Hegeman (2018) Gemeentelijke bestedingen aan beeldende kunst & vormgeving: evaluatie van de Decentralisatieuitkering Beeldende Kunst & Vormgeving. Utrecht: Berenschot.
Wolters, L. en R. Goudriaan (2019) Onderzoek richtlijn functie- en loongebouw presentatie-instellingen voor beeldende kunst. Amsterdam: De Zaak Nu.
Verantwoording tekst en beeld
Redactie: Een eerdere versie van deze domeinpagina is geschreven door Rogier Brom en Thomas van Gaalen.
Gesprekspartners: In 2021 hebben we verschillende personen gesproken ten behoeve van informatieverzameling voor de ontwikkeling van deze domeinpagina.
Beeld: Expositie Habitat Multiform / Fotografie: Lisa Maatjens.