Inleiding en belang van het thema
Zoals de Raad voor Cultuur in het rapport Toegang tot cultuur benadrukte, is de waarde van cultuur veelzijdig (Raad voor Cultuur 2024). Cultuur vertegenwoordigt in de eerste plaats een wezenlijke, intrinsieke waarde. Daarmee verrijkt cultuur het leven van mensen en de samenleving als geheel. Tegelijkertijd heeft cultuur een maatschappelijke waarde dankzij haar positieve invloed op de mentale en fysieke gezondheid (Gielen et al. 2020, Berkers et al. 2021). En cultuur genereert ook een economische waarde.
Volgens berekeningen van het CBS bedroeg de toegevoegde economische waarde van de culturele en creatieve sectoren samen in 2022 29,9 miljard euro (3,4 procent van het
Op deze pagina gaan we in op de geldstromen naar de culturele sector die helpen om deze intrinsieke, maatschappelijke en economische waarde te creëren. We bouwen voort op eerder onderzoek van in het bijzonder Berenschot (2025) en Geven in Nederland (2024). En we gebruiken gegevens van de EU, de Rijksoverheid en het CBS over overheidsuitgaven en informatie uit verschillende jaarverslagen en monitors van brancheverenigingen, culturele organisaties en goede doelen. Daarmee brengen we in kaart hoe de cultuursector wordt gefinancierd en hoe de geldstromen zich tot elkaar verhouden.
In 2023 waren de inkomsten van de cultuursector in Nederland tenminste 6,3 miljard euro. Dit minimumbedrag is gebaseerd op een analyse van uitgaven aan cultuur door overheden, giften en sponsoring door burgers en bedrijven en de eigen inkomsten die gesubsidieerde culturele organisaties
De inkomsten van de cultuursector zijn onder te verdelen in drie hoofdcategorieën:
- Overheidsuitgaven: minstens 3,94 miljard euro.
Dit zijn middelen vanuit gemeenten, provincies en de Rijksoverheid, maar ook vanuit supranationale organisaties als UNESCO en de Europese Unie.
- Private bijdragen: minstens 389 miljoen euro.
Het gaat hier om bijdragen van private fondsen en vriendenverenigingen, giften van particulieren, sponsoring door bedrijven en afdrachten van loterijen.
- Eigen inkomsten van culturele organisaties binnen de gesubsidieerde sectoren: minstens 1,97 miljard euro. Dit bedrag is indicatief. Als we ook de inkomsten in de vrije culturele sectoren meetellen, gaat het om tenminste 3,85 miljard euro.
Dit zijn inkomsten uit bijvoorbeeld de verkoop van tickets, producten of diensten, uit auteurs- of beeldrechten of horeca- en verhuurinkomsten.
De verhoudingen tussen deze financiële stromen laten zien dat de culturele sector een substantieel deel van de inkomsten zelf genereert. Maar de bijdragen vanuit de overheid vormen de grootste bron van inkomsten. De private bijdragen zijn de kleinste bron van inkomsten. De verhoudingen tussen deze drie geldstromen zijn vrijwel onveranderd tussen 2005 en 2023, met uitzondering van de jaren tijdens de coronapandemie.
Toch is de financiële situatie in de culturele sector de afgelopen jaren wel degelijk veranderd. Tussen 2015 en 2023 is de inflatie (met 26 procent) namelijk een stuk harder gestegen dan de eigen inkomsten (13,7 procent) en de private bijdragen (4,3 procent). Hoewel de overheidsuitgaven in dezelfde periode met 34,7 procent zijn toegenomen, is dit alles bij elkaar niet voldoende om de inflatie te compenseren. Dit betekent dat de totale inkomsten van de culturele sector tussen 2015 en 2023 niet zijn gegroeid, maar zelfs met één procent zijn afgenomen. Het toont dat de sector al jaren financieel onder druk staat. Terwijl de kosten blijven stijgen, is er uiterst
Overheidsuitgaven aan cultuur
De Nederlandse overheid heeft een
De uitgaven van de Nederlandse overheid aan cultuur bedragen ongeveer 0,4 procent van het bruto binnenlandse product (bbp). Wanneer ook de uitgaven aan omroepen en geschreven media worden meegeteld, gaat het in totaal om 0,6 procent van het bbp. Dat ligt lager dan het EU-gemiddelde van 0,7 procent voor cultuur, omroepen en media. Nederland staat daarmee op plek 20 van de 27 EU-landen (Polivtseva 2024).
Over de taakverdeling tussen het Rijk, de provincies en gemeenten worden
Gemeenten
Uit onderzoek van
De gemiddelde uitgaven van gemeenten namen toe van 108 euro per inwoner in 2017 naar 127 euro per inwoner in 2023: een stijging van 18 procent. Deze stijging is echter lager dan de inflatie in diezelfde periode (28 procent). In dezelfde periode namen de uitgaven aan cultuur ten opzichte van de totale uitgaven van gemeenten ook af van 3,6 procent naar 3,2 procent. Per saldo zijn gemeenten dus minder gaan uitgeven aan cultuur.
Gemeenten financieren hun taken met eigen belastinginkomsten aangevuld met middelen uit
In de komende jaren ontvangen gemeenten van de Rijksoverheid via het gemeentefonds substantieel minder middelen. Vanaf 2026 zal dit effect hebben op de begrotingen van gemeenten, ook wel aangeduid als het ‘ravijnjaar’. Gemeenten zullen daarom naar verwachting aanzienlijk minder geld overhouden voor het uitvoeren van niet wettelijk verplichte taken, waaronder cultuur.
Verschillen tussen gemeenten
De uitgaven aan cultuur per hoofd van de bevolking liggen over het algemeen relatief hoog in grotere gemeenten ten opzichte van kleinere gemeenten. Zo bedragen de uitgaven aan cultuur in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht gemiddeld 255 euro per inwoner, terwijl dit in gemeenten met 10 tot 20 duizend inwoners 52 euro
In het dashboard van de Cultuurmonitor zijn de uitgaven van gemeenten aan cultuur ook opgenomen per bestedingsdoel.
Provincies
Provincies besteden eveneens middelen aan cultuur. Net als gemeenten zijn zij vrij om zelf ambities te stellen en de hoogte van de uitgaven te bepalen. In 2023 gaven de provincies gezamenlijk 368 miljoen euro uit aan cultuur. Per hoofd van de bevolking namen de gemiddelde uitgaven van provincies daarmee toe van 18 euro in 2017 naar 21 euro in 2023 (CBS 2024b). Net als bij de gemeenten is deze stijging van 17 procent lager dan de inflatie (28 procent), wat betekent dat ook provincies in 2023 relatief minder uitgeven aan cultuur dan zeven jaar eerder.
De provincies Friesland en Zeeland geven relatief het meest aan cultuur uit, terwijl Zuid-Holland en Noord-Holland per hoofd van de bevolking weer relatief weinig aan cultuur uitgeven. De mate waarin provincies middelen besteden aan cultuur hangt af van de rol die provincies voor zichzelf zien binnen het culturele bestel (Wijn et al. 2022). In de regel hangen de uitgaven van een provincie samen met de uitgaven van de gemeenten binnen die provincie: besteden de gemeenten binnen de provincie relatief weinig aan cultuur, dan liggen de bestedingen van provincies relatief hoog en vice versa. Als de gemeentelijke en provinciale uitgaven bij elkaar worden geteld, dan wordt er in 2023 door de lokale overheden in Groningen en Limburg per inwoner het meeste geld uitgegeven aan cultuur.
Ook voor provincies geldt dat de bijdrage vanuit de Rijksoverheid lager zullen worden in de komende jaren. Ook dit zal vanaf 2026 effect hebben op de financiering van cultuur vanuit provincies.
In het dashboard van de Cultuurmonitor zijn de uitgaven van provincies aan cultuur ook opgenomen per bestedingsdoel.
Rijksoverheid
De bekostiging van het cultuurbeleid van de Rijksoverheid is voor het overgrote deel terug te vinden in de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) onder beleidsartikel 14. De uitgaven binnen dit artikel stegen van 713 miljoen euro in 2015 naar
Bij de financiering van cultuur vanuit het Rijk gaat in de sector veel aandacht uit naar de Culturele Basisinfrastructuur (BIS) en de financiering van musea vanuit de Erfgoedwet. Naast deze onderdelen wordt binnen artikel 14 ook de financiering voor onder meer monumentenzorg, cultuuronderwijs en bibliotheekvoorzieningen geregeld. Onderstaande figuur geeft dit weer.
In het dashboard van de Cultuurmonitor zijn de uitgaven van de Rijksoverheid aan cultuur opgenomen.
Basisinfrastructuur
Binnen de BIS worden subsidies aan culturele organisaties verleend, zowel direct als indirect via de zes Rijkscultuurfondsen. In 2023 bedroegen de totale uitgaven aan de BIS 518 miljoen euro, 40 procent van de totale cultuurbegroting van OCW. Hiervan werd 242 miljoen (47 procent) direct aan instellingen verleend en 276 miljoen (53 procent) werd via de Rijkscultuurfondsen uitgegeven.
De subsidieverlening van de BIS wordt iedere vier jaar
Elk van de zes Rijkscultuurfondsen ondersteunt een specifiek domein: Filmfonds (film), Fonds Cultuurparticipatie (cultuurparticipatie en -educatie), Fonds Podiumkunsten (podiumkunst), Nederlands Letterenfonds (letteren), Mondriaanfonds (beeldende kunst en erfgoed) en het Stimuleringsfonds voor Creatieve Industrie (architectuur, digitale cultuur en vormgeving). Naast meerjarige subsidies aan instellingen verstrekken de Rijkscultuurfondsen ook projectsubsidies. De verhouding tussen meerjarige ondersteuning van instellingen en projectmatige subsidieverlening verschilt sterk van
Op dit moment hebben we geen inzicht in de precieze besteding van de projectsubsidies vanuit de Rijkscultuurfondsen als het gaat om aantal toekenningen, precieze bedragen of geografische spreiding. Meer inzicht in deze cijfers kan bijdragen aan een beter geïnformeerd debat over de regionale spreiding van overheidsgelden aan cultuur.
Erfgoedwet
Sinds 2014 bestaat de Erfgoedwet, waarmee het beheer van de Nederlandse erfgoedcollectie wordt geregeld. Er zijn 30 museale instellingen die de taak hebben om de Rijkscollectie te beheren. Tot 2020 kwam de subsidiëring van deze musea deels uit middelen die vielen onder de Erfgoedwet (onderhoud van de gebouwen) en deels vanuit de BIS (het beheer en onderhoud van de Rijkscollectie en publieksactiviteiten). Vanaf 2021 valt de financiering van musea die de Rijkscollectie beheren volledig onder de Erfgoedwet. Wel is er sinds 2021 ruimte gemaakt in de BIS voor een regionaal museum in elke provincie.
De begroting van de musea binnen de Erfgoedwet kwam in 2023 uit op een totaal van 249,5 miljoen euro. Daarnaast is in de Erfgoedwet ook de zorg voor monumenten opgenomen, hiervoor werd 146,5 miljoen euro gereserveerd. Samen komt dit neer op 396 miljoen euro.
De subsidies binnen de Erfgoedwet worden jaarlijks opnieuw vastgesteld, maar gaan doorgaans naar dezelfde organisaties en instellingen. Wel is het mogelijk dat er monumenten of instellingen worden toegevoegd, zoals Erfgoedpark Batavialand in 2024. De uitgaven binnen de Erfgoedwet zullen daardoor naar verwachting stijgen op basis van jaarlijkse prijs- en inflatiebijstellingen en lichte fluctueringen in het aantal monumenten.
Andere rijksuitgaven
Naast de directe bekostiging van instellingen en fondsen via de BIS (518 miljoen euro) en de uitgaven binnen de Erfgoedwet (397 miljoen euro) zijn er nog andere uitgaven op de cultuurbegroting van het ministerie van OCW. In totaal gaat het om een bedrag van 371 miljoen euro in 2023.
Binnen deze uitgaven zijn onder andere kosten opgenomen voor bibliotheekvoorzieningen (70 miljoen euro), regionale archieven (31 miljoen euro) en zijn er een aantal aanvullende subsidieregelingen (128 miljoen euro). Een voorbeeld is het Programma Cultuurparticipatie dat cultuurdeelname wil stimuleren voor mensen waarvoor dit niet vanzelfsprekend is. Onder andere de pilot van het Cultureel Jongeren Paspoort (CJP) voor een cultuurkaart met budget voor het middelbaar beroepsonderwijs heeft vanuit dit programma subsidie ontvangen.
Binnen de begroting is ook ruimte voor een bijdrage aan het Nationaal Archief (61 miljoen euro), internationale organisaties (UNESCO en Eurimages; 1,8 miljoen euro) en aan medeoverheden (47 miljoen euro), zoals de oprichting van het slavernijmuseum of het behoud van erfgoed in aardbevingsgebieden. Tot slot zijn er een aantal overige posten zoals opdrachten (24 miljoen euro) aan onder meer beleidsonderzoek, kennis- en onderzoeksprogramma’s en andere onderwerpen.
Naast de uitgaven door het ministerie van OCW, wordt er geld aan cultuur uitgegeven door andere ministeries. Zo is het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verantwoordelijk voor de financiering van culturele uitingen voor oorlogsgetroffenen en de herdenking van de Tweede Wereldoorlog (Rijksoverheid 2024b). Het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) besteedt geld aan culturele initiatieven rondom Koninkrijksrelaties. En het ministerie van Defensie draagt financieel bij aan de Defensiemusea in Nederland. Aanvullend onderzoek is nodig om te achterhalen hoeveel geld in totaal door deze en andere ministeries wordt uitgegeven. Deze bedragen zijn hierom in deze analyse van de totale overheidsuitgaven niet opgenomen.
Internationale subsidieregelingen
Er bestaan niet veel internationale subsidieregelingen waar de Nederlandse cultuursector gebruik van kan maken. De belangrijkste internationale organisatie is in dit opzicht de Europese Unie (EU), die subsidiegelden beschikbaar stelt voor lidstaten.
De EU stelt via het Creative Europe-programma jaarlijks subsidie beschikbaar voor culturele projecten. Het programma bestaat uit de twee subprogramma’s Cultuur en MEDIA, aangevuld met een programma voor cross-sectorale projecten. Elke zeven jaar stelt de EU vast hoeveel geld er aan subsidies te verdelen is. Momenteel is de cyclus 2021-2027 bezig waarin in totaal 2,7 miljard euro beschikbaar is, liefst 65 procent meer dan in de vorige cyclus. Ook de bijdragen aan Nederlandse projecten laten een duidelijke stijging zien. Bedroeg dit in 2007 nog 1,3 miljoen euro, in 2022 ging er 16,5 miljoen euro naar aanvragers uit Nederland (
Nederlandse culturele instellingen en makers kunnen ook aanspraak maken op subsidies van andere EU-fondsen die niet specifiek op cultuur gericht zijn (European Commission 2021). Zo kunnen filmmakers bijvoorbeeld terecht bij EU-programma’s als Digital Europe en Horizon Europe. In 2022 ontving Nederland uit deze twee subsidieregelingen respectievelijk 31,9 miljoen euro en 147,9 miljoen euro (Dams 2024). Hoeveel van deze en andere EU-subsidies terechtkomen in de culturele sector in Nederland is echter onbekend. Waarschijnlijk gaat het bij elkaar om beperkte bedragen, aangezien deze andere fondsen vaak zeer specifiek zijn en weinig tot geen raakvlakken hebben met de culturele sector.
Ook de Verenigde Naties bieden, via UNESCO, ondersteuning bij werelderfgoed. UNESCO beschikt echter over beperkte fondsen en Nederland heeft hier sinds 1991 geen gebruik meer van gemaakt (UNESCO z.j.).
Tot slot zijn er semi-overheidsorganisaties die culturele subsidies verstrekken. Een voorbeeld is de Raad van Europa, die onafhankelijk van de EU ook met subsidies cultuur ondersteunt. De Raad van Europa zet zich als mensenrechtenorganisatie ook in voor de bescherming van de cultuur en het cultureel erfgoed van zijn
Private bijdragen aan cultuur
Elk jaar steunen vele burgers en bedrijven de Nederlandse cultuursector direct of indirect
Uit de tweejaarlijkse rapporten van Geven in Nederland blijkt dat de totale private bijdragen aan cultuur al sinds 2015 rond de 400 miljoen euro liggen. Tegelijkertijd neemt de waarde van deze giften af, omdat ze niet meestijgen met de inflatie. Het equivalent van 400 miljoen euro in 2015 is in 2023 namelijk na inflatiecorrectie 512 miljoen euro. In feite is hierdoor de werkelijke waarde van private bijdragen aan cultuur de afgelopen jaren geleidelijk en aanzienlijk gedaald.
Alle vormen van geven door burgers en bedrijven zijn te vatten in de zogenaamde geefpiramide. Het idee achter deze piramide is dat mensen allereerst op een laagdrempelige manier verbonden raken aan een instelling. Hoe meer binding iemand met een instelling ervaart, hoe meer hij of zij geneigd is hogere bedragen te gaan geven (

Burgers zetten zich bovendien op allerlei culturele terreinen belangeloos in als vrijwilligers. In 2022 was volgens
Fondsen en stichtingen
Particuliere fondsen en stichtingen doneren aan een scala aan culturele organisaties en makers. Soms zet een dergelijke organisatie zich in voor cultuur in bredere zin, zoals bijvoorbeeld het Cultuurfonds. Anderen richten zich op een specifieke regio (zoals stichting Droom en Daad voor de gemeente Rotterdam) of een specifieke vorm van cultuur (zoals stichting Groninger Kerken). De meeste van deze fondsen en stichtingen zijn, net als vele culturele instellingen zelf, door de Belastingdienst vanaf 2012 aangemerkt als
Uit onderzoek van Arjen Ribbens uit 2023 voor NRC blijkt dat er in Nederland zo’n 700 particuliere fondsen en stichtingen zijn die actief aan cultuur geven. De 50 grootste gevers van deze 700 zijn door hem in kaart gebracht. Zij zijn in 2022 goed voor 281 miljoen euro aan donaties aan cultuur (Ribbens 2023).
Bijna twee derde van deze giften is afkomstig van de zes grootste fondsen: de VriendenLoterij, het Cultuurfonds, Hendrick de Keyser Monumenten,
Het rapport Geven in Nederland komt uit op een totaalbedrag van 244 miljoen euro dat geldwervende, hybride en vermogensfondsen in 2022 aan de culturele sector doneren. Het verschil tussen Ribbens en Geven in Nederland zit in net andere methodes van berekening en telling. Geven in Nederland rekent bijvoorbeeld de investeringen van de VriendenLoterij tot de loterijen en niet tot de fondsen.
Van die 244 miljoen euro is 59 miljoen euro afkomstig uit opbrengsten uit vermogen. De overige bestedingen zijn afkomstig uit afdrachten uit loterijen en sponsoring en giften van bedrijven en burgers. Daarom tellen we, in navolging van Geven in Nederland, alleen deze opbrengsten uit vermogen mee. In totaal gaven Nederlandse fondsen overigens bijna 5,4 miljard euro aan goede doelen in eigen land en daarbuiten. Iets meer dan vijf procent hiervan komt terecht in de culturele sector. Over het algemeen richten lokaal actieve fondsen zich relatief vaak op cultuur (Bekkers et al. 2024).
Fondsen op naam
Binnen particuliere fondsen en culturele instellingen bestaan er ook zogeheten fondsen op naam (FON). Individuele schenkers stellen deze in bij een groter fonds of een culturele instelling, waarbij ze zelf het bestedingsdoel bepalen. Meestal gaat het om mensen die al met pensioen zijn en vaak geen kinderen hebben om aan na te laten. Deze geefconstructie is over de jaren steeds populairder geworden. Er zijn inmiddels vele honderden fondsen op naam. Hoeveel FON aan cultuur geven en hoe hoog hun bijdragen zijn, is niet bekend. Bij het Cultuurfonds – dat de geefconstructie in Nederland geïntroduceerd heeft – vormden FON eind 2022 40 procent van het bestedingsbudget. Begin deze eeuw was dit nog maar 8 procent (Struijke 2024). Omdat deze FON vallen onder particuliere fondsen, worden zij niet apart geteld in dit overzicht. Ook individuele mecenassen, beschermheren of -vrouwen van kunstenaars of instellingen, worden niet apart geteld in dit overzicht.
Vriendenverenigingen
Vrienden van cultuur zijn er in vele vormen, maar in dit kader gaat het om vrienden die verenigd zijn in een formele vereniging en contributie betalen voor hun lidmaatschap. Dit soort vriendenverenigingen zijn er in alle soorten en maten, met bescheiden contributies tot hoge bedragen voor exclusieve vriendenkringen. Er zijn in 2022 630 vriendenverenigingen actief die als zogenaamde culturele ANBI zijn aangemerkt. Deze vriendenverenigingen steunen allen voor 90 procent of meer een culturele instelling, museum of monument (Belastingdienst z.j.). Van de bijdragen van vriendenverenigingen aan cultuur zijn geen aparte cijfers bekend. De contributies vormen onderdeel van wat burgers aan cultuur doneren en daar zijn wel algemene gegevens over bekend (Johnson 2014).
Opvallend is dat de bezuinigingen op cultuur in 2010 door toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra leidden tot een groei aan particuliere fondsen en nieuwe FON in de jaren erna, maar niet tot een toename aan giften van particulieren en bedrijven. In de praktijk betekent het dat meer fondsen en stichtingen zijn gaan concurreren om ruwweg dezelfde bedragen. Bij deze groei aan fondsen en FON speelt de vergrijzing in Nederland een rol: de in vergelijking met oudere generaties relatief vermogende naoorlogse generatie was en is in staat en bereid via FON en particuliere fondsen aan cultuur te schenken. De komende jaren zal deze generatie naar verwachting honderden miljarden aan erfenissen nalaten, deels via FON of particuliere fondsen (Dekker 2024).
Particulieren
Huishoudens
Uit Geven in Nederland (2024) blijkt dat Nederlandse huishoudens in 2022 in totaal 2,2 miljard euro hebben geschonken aan goede doelen. Daarvan gaven huishoudens gezamenlijk 58 miljoen euro aan cultuur. Van alle huishoudens geeft 15 procent aan cultuur, gemiddeld 86 euro per huishouden. Aan lokale culturele instellingen geven zij gemiddeld
Het vaakst doneren Nederlanders via de website van een goed doel (44 procent), maar ze geven ook geregeld via crowdfunding platformen (28 procent) en via collectes (28 procent) (Bekkers et al. 2024). Opvallend is wel dat 40 procent van alle crowdfunding donaties naar cultuur gaat. Het voornaamste deel hiervan schenken mensen via het platform Voordekunst (Bekkers et al.
Aan cultuur hebben huishoudens in 2022 duidelijk minder gegeven dan in voorgaande jaren: in 2018 en 2020 ging het nog om respectievelijk 78 en 75 miljoen euro. Het is echter nog te vroeg om te spreken van een dalende trend in giften van huishoudens aan cultuur (Bekkers et al. 2024).
Nalatenschappen
Geven in Nederland (2024) stelt dat Nederlanders in 2022 in totaal minstens 368 miljoen euro nalieten aan goede doelen, waarvan
Als de eerdergenoemde verwachting uitkomt dat de relatief vermogende naoorlogse generatie de komende jaren honderden miljarden euro’s zal nalaten bij FON, draagt dat ongetwijfeld bij aan een stijging van de nalatenschappen. Een organisatie als Nalaten aan cultuur speelt hierop in. Geven in Nederland verwacht dat tot 2059 tussen 67 en186 miljard euro naar goede doelen zal gaan en dat de jaarlijkse giften tot 2048 stijgen tot tussen 2,1 en 6,6 miljard euro per jaar. Die toename is de afgelopen jaren al te zien: sinds 2016 laten mensen significant meer na aan cultuur dan in de twintig jaar daarvoor (Bekkers et al. 2024).
Bedrijven
Nederlandse bedrijven steunen frequent goede doelen via sponsoring of giften. Volgens Geven in Nederland (2024) droeg 39 procent van de bedrijven in 2022 bij aan goededoelenorganisaties, voor naar schatting een totaalbedrag van 1,8 miljard euro. Deze cijfers zijn gebaseerd op
Van dit totaalbedrag ging slechts 9 procent, in totaal 150 miljoen euro, naar culturele goededoelenorganisaties, waarvan 115 miljoen euro via sponsoring en 35 miljoen euro via directe giften. Naast geld (58 procent), droegen bedrijven ook tijd (39 procent) en goederen (3 procent) bij. Van alle bedrijven sponsort 5 procent culturele goededoelenorganisaties en 3 procent steunt hen via geldelijke giften.
De laatste twintig jaar lijkt er sprake van een langzame afname van de bijdragen van bedrijven aan cultuur. De waarde van giften fluctueert in deze periode, maar sponsoring, veruit het grootste deel van de bijdrage van bedrijven, neemt duidelijk af. Dit blijkt ook uit de jaarlijkse Sponsormonitor van Respons. Voor de coronacrisis ging er volgens Respons jaarlijks gemiddeld 100 miljoen euro naar kunst en cultuur, maar sinds 2020 is dat gedaald tot zo’n 60 miljoen euro per jaar (Respons 2024).
Bedrijven geven vaak relatief hoge bedragen, maar het aantal bedrijven dat dit doet neemt duidelijk af sinds 2018. In 2022 steunt voor het eerst een meerderheid (61 procent) geen goede doelen meer. In de jaren daarvoor ging het steeds om een minderheid tussen 29 en 47 procent. Deze ontwikkeling, in combinatie met een kritischere houding bij bedrijven tegenover de manier waarop goede doelen opereren en het feit dat 85 procent van de bedrijfsdonaties de beslissing van de eigenaar, directeur of CEO was, kunnen samen leiden tot nog verdere afname van de bereidheid tot geven en de bedragen van de giften (Bekkers et al. 2024). Omdat bedrijven een groot deel van de private bijdragen aan cultuur vertegenwoordigen, bijna 40 procent in 2022 (en historisch nog meer), is dit een mogelijk zorgwekkende trend voor de culturele sector. Een lichtpuntje is dat een voorgenomen plan van het kabinet Schoof om de aftrek voor giften van bedrijven per 1 januari 2025 af te schaffen uiteindelijk niet is doorgegaan. De regeling die het mogelijk maakte om giften te financieren uit de vennootschap is wel beëindigd per 1 januari 2025 (PwC 2024).
Loterijen
In Nederland zijn goededoelenloterijen verplicht een deel van hun inkomsten aan goede doelen af te dragen. Volgens Geven in Nederland (2024) droegen
Maar liefst 82 procent van de afdrachten kwam van de Nationale Postcode Loterij en de VriendenLoterij, die samen de Nationale Goede Doelen Loterijen N.V. vormen. Van deze twee is het de VriendenLoterij, waarin na een fusie in 2021 de BankGiroLoterij is opgegaan, die aan culturele goede doelen geeft. De VriendenLoterij is de grootste private investeerder in cultuur. In 2022 gaf de organisatie 87 miljoen aan cultuur en in 2023 meer dan 100 miljoen euro (
In de laatste 15 jaar zijn de afdrachten aan culturele goede doelen vanuit loterijen gestaag toegenomen, van 11 procent (51 miljoen euro) in 2009 tot 16 procent (93 miljoen euro) in 2022. Het Cultuurfonds is de enige culturele goededoelenorganisatie in de top 10 van goededoelenorganisaties die profiteert van loterijafdrachten (Bekkers et al. 2024).
Bijna de helft van alle huishoudens speelt mee bij een of meerdere van deze loterijen en de meeste mensen spelen mee om de geldprijzen én het steunen van goede doelen. Het aantal huishoudens dat meespeelt met deze loterijen is al jaren redelijk stabiel. In de toekomst is het interessant om te zien wat de opening vanaf 1 oktober 2021 van de onlinekansspelmarkt teweeg gaat brengen. Als veel mensen overstappen naar andere kansspelen die niet verplicht geld afdragen aan goede doelen, dan zal dit effect hebben op de afdrachten aan culturele goededoelenorganisaties in de komende jaren.
Het effect van de verhoging van de kansspelbelasting van 30,5 procent naar 37,8 procent is ook nog niet bekend. Volgens een analyse van Atlas research is een plausibel scenario dat de afdrachten aan goede doelen met zo’n 15,5 miljoen zullen afnemen, binnen een range van minimaal 2,9 miljoen euro tot maximaal 30,6 miljoen euro (Halbersma et al. 2024). Per 1 januari 2025 is de kansspelbelasting al verhoogd naar 34,2 procent, in 2026 stijgt deze door naar 37,8 procent (Rijksoverheid 2025).
Eigen inkomsten cultuursector
Naast de bijdragen van overheden en particulieren en bedrijven, genereren cultuurorganisaties ook eigen inkomsten. Waar het ging om de gesubsidieerde sectoren, zoals podiumkunsten, musea en bibliotheken, bedroeg dit volgens maatwerk van Berenschot in 2023 minstens 1,97 miljard euro (Berenschot 2025). Dat is iets minder dan een derde van alle geldstromen die naar de gesubsidieerde sector gaan. Er bestaan echter grote inkomensverschillen tussen culturele sectoren en ook in de mogelijkheden voor instellingen en makers om eigen inkomsten te genereren. Zo bestaan er binnen de podiumkunsten via zalenverhuur en horeca meer mogelijkheden om substantiële eigen neveninkomsten te genereren, dan er bijvoorbeeld binnen de letterensector zijn. Dat zijn belangrijke kanttekeningen bij dit totaalbedrag en deze procentuele verhoudingen.
Waar de eigen inkomsten tussen 2015 en 2019 nog meestegen met de inflatie, is dat de laatste jaren niet langer het geval door de impact van de coronapandemie en daarna de stijgende loon- en energiekosten en de sterk toegenomen inflatie. Ten opzichte van acht jaar geleden steeg de inflatie tot 2023 twee keer zo hard als de eigen inkomsten. Daarmee is de reële waarde van de eigen inkomsten sinds 2015 afgenomen.
Wanneer ook de eigen inkomsten uit de vrije sectoren, onder meer architectuur, games, bioscopen, festivals, musicals en boekwinkels, meegenomen worden, bedroegen de gezamenlijke eigen inkomsten in 2023 tenminste 3,85 miljard euro. Dit totaalbedrag is gebaseerd op gegevens over eigen inkomsten binnen
Hieronder gaan we apart in op de acht domeinen uit de Cultuurmonitor en wat daarbinnen bekend is over eigen inkomsten.
Architectuur
In de architectuursector zijn geen totaalcijfers over de eigen inkomsten uit 2023 bekend. In 2022 bedroeg de gezamenlijke omzet van de architectenbranche 1,05 miljard euro en de gemiddelde operationele bedrijfsresultaten waren 10,7 procent. De gemiddelde omvang van een opdracht bedroeg 164.410 euro. Het overgrote gedeelte van deze omzet werd in eigen land behaald, 5,9 procent kwam uit het buitenland. De afgelopen jaren is de omzet van de branche stabiel geweest (BNA 2024, BNA 2023).
Lees hier meer over het domein Architectuur op de Cultuurmonitor.
Audiovisueel
In de audiovisuele sector zijn er verschillende inkomstenbronnen die ons samen een idee geven over de grootte van de sector, maar de eigen inkomsten zijn niet exact te achterhalen. In 2023 was de totale omzet van bioscopen en filmtheaters in Nederland 333,3 miljoen euro, waarvan 42,1 miljoen euro afkomstig van Nederlandse films. De omzet van DVD en Blu-ray daalt al jaren en bedroeg 17 miljoen euro. De inkomsten van video-on-demand-platformen stijgen de laatste jaren juist zeer sterk en bedragen samen 1,14 miljard euro.
Het is echter niet bekend hoeveel van de inkomsten van deze streamingsdiensten, die grotendeels in buitenlandse handen zijn, terugvloeien naar de Nederlandse sector. Deze inkomstenbron is daarom in dit overzicht niet meegeteld. Mogelijk komt er in de toekomst meer inzicht in de hoogte van hun inkomsten in Nederland. Streamingsdiensten met een jaaromzet van meer dan 10 miljoen euro zijn namelijk per 1 januari 2024 verplicht om vijf procent van hun jaaromzet in Nederlandse audiovisuele producties
Lees hier meer over het domein Audiovisueel op de Cultuurmonitor.
Beeldende kunst
Binnen de beeldende kunstsector is in 2023 tenminste 256,1 miljoen euro aan eigen inkomsten verdiend. Allereerst zijn dit inkomsten uit beeldrechten: in 2023 ging dit om een bedrag van 13,1 miljoen euro (Pictoright 2024). Beeldende kunstmusea haalden datzelfde jaar 243 miljoen euro aan eigen inkomsten binnen, waarvan 140 miljoen euro aan publieksinkomsten en 103 miljoen euro aan overige inkomsten. Via sponsoring haalden ze nog eens 14 miljoen euro op. Dit laatste bedrag is hier niet als eigen inkomsten meegeteld, omdat het hierboven al is meegenomen in de private bijdragen (
Lees hier meer over het domein Beeldende kunst op de Cultuurmonitor.
Design
In de designsector zijn geen cijfers beschikbaar over eigen inkomsten in 2023. In 2022 was de gemiddelde omzet van ontwerpbureaus 113.185 euro en van zelfstandig ontwerpers 91.793 euro, gebaseerd op een onderzoek van de BNO-branchemonitor waaraan 67 ontwerpbureaus en 145 zelfstandig ontwerpers meewerkten (Hattum en Legerstee 2024).
Lees hier meer over het domein Design op de Cultuurmonitor.
Erfgoed
Binnen de erfgoedsector haalden musea in 2023 in totaal 499 miljoen euro aan eigen inkomsten binnen: 298 miljoen euro aan publieksinkomsten en 201 miljoen euro aan overige inkomsten als verhuur en horeca. Via sponsoring kregen ze 21 miljoen euro binnen. Voor musea, exclusief beeldende kunstmusea, ging het om 256 miljoen euro aan eigen inkomsten, waarvan 158 miljoen euro aan publieksinkomsten en 98 miljoen euro aan overige inkomsten. Via sponsoring haalden ze nog eens 7 miljoen euro op (CBS 2025a).
Lees hier meer over het domein Erfgoed op de Cultuurmonitor.
Games
In de Nederlandse gamesindustrie bedroeg volgens de meest recente Games Monitor de totale omzet in 2021 420-440 miljoen euro door 630 bedrijven die 4.560 mensen in dienst hadden. Exacte cijfers over de eigen inkomsten zijn niet bekend. Voor 2023 zijn er geen cijfers. In de loop van 2025 komt er na een aantal jaar wel weer een nieuwe Games Monitor uit (Grinsven en Manshanden 2024).
Lees hier meer over het domein Games op de Cultuurmonitor.
Letteren
In de letterensector is het mogelijk om naar een aantal inkomstenbronnen te kijken. Samen genomen kwam er in 2023 tenminste 812,7 miljoen euro binnen. Ten eerste kwam er dat jaar via inkomsten uit auteursrecht 25,5 miljoen euro binnen. De eigen inkomsten van openbare bibliotheken bedroegen in 2023 102,2 miljoen euro. Tot slot was de omzet van de algemene boekenmarkt in 2023 685 miljoen euro.(Lira 2024, CBS 2024a, KVB Boekwerk 2024).
Lees hier meer over het domein Letteren op de Cultuurmonitor.
Podiumkunsten
De podiumkunstensector verdiende in totaal minstens 1,13 miljard euro aan eigen inkomsten in 2023. Uit auteursrechten voor muziek werd 303,6 miljoen euro verdiend. De exportwaarde van de Nederlandse muziek, de opbrengsten van de exploitatie van Nederlandse muziek uit rechten, opnamen en optredens in het buitenland na aftrek van gemaakte kosten, was 198,1 miljoen euro. De eigen inkomsten van schouwburgen en concertgebouwen bedroegen 402,3 miljoen euro. Poppodia verdienden in totaal 170,6 miljoen euro aan eigen inkomsten. De omzet van de fysieke muziekmarkt bedroeg
Lees hier meer over het domein Podiumkunsten op de Cultuurmonitor.
Wat willen we nog meer weten?
De uitgaven van overheden aan cultuur staan recentelijk sterk onder druk. Naast plannen van het in 2024 aangetreden kabinet-Schoof om de btw op cultuur te verhogen en om via diverse maatregelen indirect
Daarnaast zal de Raad van Cultuur na de zomer van 2025 een advies presenteren naar de vraag hoe de afstemming tussen publieke en private financiering beter kan worden georganiseerd en welke drempels overheden, financiers en culturele instellingen ervaren bij het aantrekken van privaat geld. Minister Bruins had de Raad om advies gevraagd over hoe publieke en private financiers beter kunnen samenwerken om de toegankelijkheid van financiering te vergroten en zo bij te dragen aan de financiële stabiliteit van de sector.
Bepaalde geldstromen en bedragen zijn inmiddels exact in kaart gebracht, anderen zijn dat slechts bij benadering of zijn beredeneerde schattingen. Voor weer andere geldstromen hebben we slechts een deel in beeld kunnen krijgen en bestaan er nog lacunes. Zo hebben we bijvoorbeeld wel inzicht in de meerjarige subsidies van de Rijkscultuurfondsen, maar veel minder in de projectsubsidies. De ambitie is om deze lacunes in de toekomst verder op te vullen en de analyses van de verschillende categorieën te verdiepen.
We willen eveneens meer inzicht krijgen in de eigen inkomsten van meer domeinen, zowel binnen als buiten de gesubsidieerde sectoren. En we willen de financieringsmix binnen domeinen verder in kaart brengen, om zo meer inzicht te krijgen hoe de verhoudingen binnen verschillende culturele sectoren zijn tussen overheidssubsidies, private steun en eigen inkomsten.
Ook is het belangrijk om te kijken of we voor het Caribisch deel van het Koninkrijk een vergelijkbare analyse naar de herkomst van de geldstromen kunnen maken.
Meer weten over het thema Cultuur en geldstromen?
Bekijk meer data over het thema Cultuur en geldstromen in het Dashboard van de Cultuurmonitor.
Meer literatuur over het thema Cultuur en geldstromen is te vinden in de Kennisbank van de Boekmanstichting.
Bronnen
Figuren
Bekkers, R., S. Koolen-Maas en T. Schuyt (2024) Geven in Nederland 2024. Utrecht: Uitgeverij de Graaff.
Berenschot (2025) Maatwerk: Financieringsmix gesubsidieerde cultuursector 2005-2023. Utrecht: Berenschot.
BNA (2023) BNA Jaaroverzicht 2023. Op: bna.foleon.com.
Buma (2024) Jaarverslag vereniging Buma 2023. Hoofddorp: Vereniging Buma.
CBS (2024a) Statline. Openbare bibliotheken. Op: opendata.cbs.nl, 12 september.
CBS (2024b) Detaillering cultuurlasten gemeenten en provincies, 2023. Op: www.cbs.nl, 11 november.
CBS (2025a) Musea, naar provincie, registratie, aard collectie en grootte 2015-2023. Op: www.cbs.nl, 14 januari.
CBS (2025c) Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Op: www.cbs.nl, 11 maart.
Dee, A. en B. Schans (2024) Poppodia- en Festivals in Cijfers 2023. Amsterdam: VNPF.
European Commission (2023) EU spending and revenue – Data 2000-2022. Op: commission.europa.eu.
Johnson, E. (2014) Vrienden in voor- en tegenspoed: de revival van vriendenkringen van culturele instellingen. Nijmegen: Radboud Universiteit.
Kroeske, S. (2024) Exportwaarde van de Nederlandse populaire muziek 2023. Hilversum: Perfect & More.
KVB Boekwerk (2024) ‘Verkoopcijfers 2023’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 7 maart.
Lira (2024) Jaarverslag 2023. Hoofddorp: Stichting Lira.
Nederlands Filmfonds (2024) Film facts & figures of the Netherlands: Summer 2024. Amsterdam: Nederlands Filmfonds.
NVBF (2024) NVBF Jaarverslag 2023. Amsterdam: NVBF.
Pictoright (2024) Transparantieverslag 2023. Amsterdam: Stichting Pictoright.
Rijksoverheid (2024a) Jaarverslag rijksfinanciën 2023: VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Op: www.rijksfinancien.nl.
Sena (2024) Sena jaarverslag 2023. Hilversum: Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten.
Stemra (2024) Jaarverslag stichting Stemra 2023. Hoofddorp: Stichting Stemra.
Weide, S., P. Kleinlooh, G. Mesters (2024) Podia 2023. Jaarcijfers schouwburgen en concertgebouwen in Nederland. Amsterdam: VSCD.
Literatuur
Bekkers, R., S. Koolen-Maas en T. Schuyt (2024) Geven in Nederland 2024. Utrecht: Uitgeverij de Graaff.
Bekkers, R., B. Gouwenberg, S. Koolen-Maas en T. Schuyt (2022) Geven in Nederland 2022. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Belastingdienst (z.j.) Open data – Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI). Op: www.belastingdienst.nl.
Berenschot (2025) Maatwerk: Financieringsmix gesubsidieerde cultuursector 2005-2023. Utrecht: Berenschot.
Berkers, P., J. Schaap, F., Vandenberg, R. Everts, B. Swartjes, D. Goossens, M. Berghman en F. Kimenai (2021) ‘Muziek als medicijn tegen maatschappelijke kwalen?’. In: Sociologie Magazine, 29(1), 6-9.
BNA (2023) BNA Jaaroverzicht 2023. Op: bna.foleon.com.
BNA (2024) BNA Jaaroverzicht 2024. Op: bna.foleon.com.
Buma (2024) Jaarverslag vereniging Buma 2023. Hoofddorp: Vereniging Buma.
Burggraaff, J. et al. (z.j.) Creative Europe in Nederland. Feiten, cijfers & succesvolle projecten ondersteund door Creative Europe Cultuur, MEDIA & Cross-Sectoraal 2022. Amsterdam: DutchCulture.
Bruins, E. (2024) Cultuursubsidies 2025-2028. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Council of Europe (2023) Council of Europe programme and budget 2024-2027. Strasbourg: Council of Europe.
CBS (2024a) Statline. Openbare bibliotheken. Op: opendata.cbs.nl, 12 september.
CBS (2024b) Detaillering cultuurlasten gemeenten en provincies, 2023. Op: www.cbs.nl, 11 november.
CBS (2025a) Musea, naar provincie, registratie, aard collectie en grootte 2015-2023. Op: www.cbs.nl, 14 januari.
CBS (2025b) Macrototalen cultuur en media, 2015, 2018 en 2022. Op: www.cbs.nl, 17 januari
CBS (2025c) Consumentenprijzen; prijsindex 2015=100. Op: www.cbs.nl, 11 maart.
CBS (2025d) Satellietrekening cultuur en media 2022. Op: www.cbs.nl, 1 april.
Dams, T. (2024) ‘Is Creative Europe Media “drifting away” from its core cultural objectives?’. Op: www.screendaily.com, 27 augustus.
Dee, A. en B. Schans (2024) Poppodia- en Festivals in Cijfers 2023. Amsterdam: VNPF.
Dekker, W. (2024) ‘Babyboomers laten honderden miljarden aan erfenissen na – en de ongelijkheid is al zo groot’. In: Volkskrant, 10 augustus.
European Commission (2021) The CulturEU funding guide: EU Funding Opportunities for the Cultural and Creative Sectors 2021-2027. Luxembourg: European Commission.
European Commission (2023) EU spending and revenue – Data 2000-2022. Op: commission.europa.eu.
European Commission (2024) Creative Europe – Culture and Creativity. Op: culture.ec.europa.eu.
Gielen, P., Elkhuizen, S., van den Hoogen, Q., Lijster, T. & Otte, H. (2020) De waarde van cultuur. Groningen: Onderzoekscentrum Arts in Society Rijksuniversiteit Groningen.
Grinsven, van C., en W. Manshanden (2024) The Netherlands Games Monitor 2022. Utrecht: Dutch Games Garden.
Halbersma, R., J. Poort en F. Burema (2024) Raise or fold? Verhoging van de kansspelbelasting en de impact op de publieke belangen. Amsterdam: Atlas Research.
Hattum, van R. en F. Legerstee (2024) BNO Branchemonitor 2024. De Nederlandse ontwerpsector in cijfers over 2022. Amsterdam: BNO.
Johnson, E. (2014) Vrienden in voor- en tegenspoed: de revival van vriendenkringen van culturele instellingen. Nijmegen: Radboud Universiteit.
Kroeske, S. (2024) Exportwaarde van de Nederlandse populaire muziek 2023. Hilversum: Perfect & More.
Kunsten ’92 (2024) ‘Miljoenennota 2025: donkere wolken voor kunst en cultuur’. Op: www.kunsten92.nl, 19 september.
KVB Boekwerk (2024) ‘Verkoopcijfers 2023’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 7 maart.
Lira (2024) Jaarverslag 2023. Hoofddorp: Stichting Lira.
Maltha, S., J. Veldman, P. Verhagen, S. Stone, B. van der Lugt, M. Senftleben, E. Valk (2024) Verkennend onderzoek naar knelpunten en mogelijke stimuleringsmaatregelen ten behoeve van Nederlandse muziekproducties in de online markt. Utrecht: Dialogic en Instituut voor Informatierecht.
Nederlands Filmfonds (2024) Film facts & figures of the Netherlands: Summer 2024. Amsterdam: Nederlands Filmfonds.
NGA (2021) Onderzoek Kunstmarkt 2021. Oegstgeest: Nederlandse Galerie Associatie.
NVBF (2024) NVBF Jaarverslag 2023. Amsterdam: NVBF.
NVPI (2024) Nederlandse muziekindustrie zette bijna 300 miljoen euro om in 2023. Op: www.nvpi.nl, 29 februari.
Pictoright (2024) Transparantieverslag 2023. Amsterdam: Stichting Pictoright.
Polivtseva, E. (2024) ‘De staat van de cultuur in Europa: ‘zwakke portefeuille’ of basis voor een betere toekomst?; Uitgaven aan cultuur in Europa’. In: Boekman, nr. 141, 16-21.
PwC (2024) ‘Aanpassingen giftenaftrek per 1 januari 2025’. Op: www.pwc.nl, 18 december.
Raad voor Cultuur (2024) Toegang tot cultuur: op weg naar een nieuw bestel in 2029. Den Haag: Raad voor Cultuur.
Respons (2024) ‘Sponsorbestedingen 2023 fors omhoog, Jumbo de grootste’. Op: respons.nl, 9 juli.
Ribbens, A. (2023) ‘Dit zijn de vijftig grootste particuliere schenkers aan cultuur’. In: NRC Handelsblad, 29 november.
Rijksoverheid (2024a) Jaarverslag rijksfinanciën 2023: VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Op: www.rijksfinancien.nl.
Rijksoverheid (2024b) Jaarverslag rijksfinanciën 2023: VVI Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op: www.rijksfinancien.nl.
Rijksoverheid (2025) ‘Belastingplan 2025: wijzigingen in belastingen voor burgers’. Op: www.rijksoverheid.nl.
Sena (2024) Sena jaarverslag 2023. Hilversum: Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten.
Stemra (2024) Jaarverslag stichting Stemra 2023. Hoofddorp: Stichting Stemra.
Struijke, S. (2024) ‘Fondsen op naam. Duurzaam, maar doelgericht’. In: Boekman, nr. 138, 30-33.
UNESCO (z.j.) ‘Funding’. Op: whc.unesco.org.
Uslu, G. (2023) Uitgangspunten cultuursubsidies 2025-2028. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Vinkenburg, B. en S. Branten (2023) In de schijnwerpers: Groeipotentie voor de culturele sector door bijdragen aan maatschappelijke opgaven. Utrecht: Berenschot.
Vinkenburg, B. (2024) Impact van het regeringsbeleid op de financiering van cultuur. Utrecht: Berenschot.
Weide, S., P. Kleinlooh, G. Mesters (2024) Podia 2023. Jaarcijfers schouwburgen en concertgebouwen in Nederland. Amsterdam: VSCD.
Wijn, C., Vinkenburg, B., Wierenga, W., Heerwaarden, A. van, Terwisscha, M. (2022) Op weg naar herpositionering: visie van Berenschot op de rol van de provincies in het culturele bestel. Utrecht: Berenschot.
Verantwoording tekst en beeld
Redactie: De huidige versie van deze pagina is meegelezen door Bastiaan Vinkenburg (Berenschot) en René Bekkers (VU, Geven in Nederland).
Beeld: Mathieu Stern (via Unsplash).