Beroepspraktijk

Thema

Op de themapagina Beroepspraktijk zijn gegevens te vinden over de samenstelling van de culturele arbeidsmarkt. Wat weten we over zelfstandigen en wat over banen? Ook bekijken we verschillen tussen een benadering vanuit bedrijven en vanuit beroepen. De inkomsten en omzet worden bekeken voor de groep als geheel en voor de domeinen afzonderlijk. Tot slot kijken we naar de beroepspraktijk en hoe de Fair Practice Code en Fair Pay kunnen helpen de sector te versterken.

Samenvatting

Binnen de culturele en creatieve beroepspraktijk werkt een hoog aantal zelfstandigen. Daarbij zijn verschillen te zien tussen delen van de sector. Zo zijn binnen de deelsector Kunsten en cultureel erfgoed de meeste zelfstandigen werkzaam, gevolgd door de deelsector Creatieve zakelijke dienstverlening. Banen voor werknemers hebben zich hersteld in 2021 en 2022. Ook hier herstellen Kunsten en cultureel erfgoed in eerste instantie minder goed dan andere sectoren, wat vanaf 2022 weer bijtrekt.

De culturele en creatieve sector herstelt zich na de effecten van de coronapandemie. Het tempo van dit herstel verschilt per cultureel domein. Om dit te kunnen verklaren moeten we een beter beeld krijgen van de werkpraktijk van makers en het ecosysteem waarin zij actief zijn. De Fair Practice Code en Fair Pay zijn belangrijke richtlijnen om de sector duurzaam te versterken, maar aan de praktische invoering ervan zitten een aantal beperkingen, zoals de beschikbare financiële middelen.

 

Inleiding en belang van het thema

De culturele arbeidsmarkt is veelzijdig en daarom niet eenvoudig te duiden. Het is van belang de positie van werkenden – werknemers én zzp’ers – in de sector niet alleen te benaderen vanuit het perspectief van de arbeidsmarkt, maar vooral ook vanuit de beroepspraktijk. Per domein zijn grote verschillen waarneembaar. Onderzoek naar de arbeidsmarktpositie van zzp’ers maakt daarnaast duidelijk dat er veel variatie is in hoe definities gebruikt worden. Dit bemoeilijkt het een volledig beeld van de arbeidsmarkt te vormen. Wat verstaan we bijvoorbeeld onder zzp’ers of de culturele en creatieve beroepen (Vinken et al. 2023)? Uit een veelheid van bronnen resulteert desondanks een integraal beeld van de ontwikkelingen in de culturele arbeidsmarkt.

De culturele arbeidsmarkt staat bekend als precair en de positie van veel werkenden in de sector is penibel. In de afgelopen jaren lanceerde Kunsten ’92 de Arbeidsmarktagenda, is de Fair Practice Code opgesteld en is het versterken van de positie van de culturele en creatieve professional een van de vier hoofdonderwerpen in de Meerjarenbrief van voormalig staatssecretaris Uslu. De Raad voor Cultuur heeft een advies gepubliceerd voor de vernieuwing van het Cultuurbestel in 2029, met voorgestelde wijzigingen die veel impact zullen hebben op de beroepspraktijk in de sector (Raad voor Cultuur 2024). In deze thema-analyse geven we een beeld van enkele belangrijke ontwikkelingen.

Samenstelling culturele arbeidsmarkt

Spreken van de arbeidsmarkt binnen de culturele en creatieve sector als één geheel schiet eigenlijk tekort. De verhouding tussen het aantal banen voor werknemers en werk voor zelfstandigen wisselt per deel van de sector, net als de ontwikkeling van deze verhoudingen. Voor de hele sector geldt in elk geval dat de beroepspraktijk onlosmakelijk verbonden is met het zzp’erschap.

Zelfstandigen

De laatste decennia bleef het aantal zelfstandigen in de Nederlandse arbeidsmarkt als geheel toenemen, tot een groei van 42 procent in 2022 ten opzichte van 2010. Voor de culturele en creatieve sector (CCS) gaat het in dezelfde periode om een toename van 67 procent. Deze toename wordt echter in sterke mate bepaald door de deelsector ‘Kunsten en cultureel erfgoed’ waar de toename 80 procent betreft en bovendien het grootste deel van de zelfstandigen is te vinden (CBS 2023). In vergelijking met andere Europese landen heeft Nederland het hoogste percentage zzp’ers in de culturele sector (Eurostat 2023).

Voorgaande cijfers zijn gebaseerd op de bedrijfsindeling van de sector. Hierin is de sector opgebouwd uit bedrijven en de bijbehorende SBI-codes. Het is echter ook mogelijk om de sector te bekijken vanuit beroepsgroepen. Dit is door het CBS gedaan in de monitor Kunstenaars en werkenden in overige creatieve beroepen. Deze monitor bevat data tot 2019, maar biedt desondanks nog steeds waardevolle inzichten in de samenstelling van de culturele en creatieve sector. Daarbij is te zien dat het vooral kunstenaars zijn bij wie de groei in het aantal zzp’ers zit. Bij hen steeg het aantal zzp’ers tussen de periodes 2010-2012 en 2017-2019 met 24 procent, terwijl dit bij de overige creatieve beroepen slechts 5 procent was. Binnen deze bron wordt ook inzichtelijk hoeveel tijd per week de verschillende groepen besteden aan werken in hun zogeheten eerste werkkring; het beroep waaraan ze de meeste tijd besteden. Daarin is duidelijk dat de verdeling tussen parttime en fulltime werk bij kunstenaars vrijwel overeenkomt met het beeld van de gehele beroepsbevolking.
Kanttekening hierbij is dat er in de verschillende onderzoeken geen eenduidige definitie van zzp’ers wordt gehanteerd en dat hetzelfde geldt voor begrippen als ‘culturele en creatieve beroepen’ en ‘schijnzelfstandigheid’. Dit maakt dat er vooralsnog geen onbetwiste waarheden zijn over deze begrippen (Vinken et al. 2023).

Zelfstandigen en banen voor werknemers

Deze figuren tonen de ontwikkeling van het aantal zelfstandigen en de hoeveelheid banen voor werknemers in zowel Nederland als geheel en voor de verschillende delen van de culturele en creatieve sector. Hierbij hanteren we binnen de culturele en creatieve sector (CCS) de deelsectoren Kunsten en cultureel erfgoed (KCE), Media en entertainment (M&E) en Creatieve zakelijke dienstverlening (KZD). De cijfers over het aantal zelfstandigen en banen zijn geïndexeerd (2010=100).

Zelfstandigen
Het aantal banen voor werknemers volgens het CBS

Bron: CBS

Banen

Vanuit de indeling in bedrijven is ook te zien hoeveel banen de sector kent. Na een dip in 2020, verklaarbaar door de effecten van de coronapandemie, herstelt het aantal banen zich vanaf 2022 tot voorbij het niveau van voor de pandemie. Zeker in de deelsector ‘Kunsten en cultureel erfgoed’, waar de daling van het aantal banen aanzienlijk was, is ook de stijging het sterkst. Wel is het van belang daarbij op te merken dat de omvang van de banen in deze deelsector consequent het laagst is. Per baan is er binnen zowel ‘Media en entertainment’ als ‘Creatieve zakelijke dienstverlening’ in 2023 gemiddeld steeds rond de 0,83 fte beschikbaar, terwijl dit bij ‘Kunsten en cultureel erfgoed’ rond de 0,69 fte blijft steken (CBS 2023).

Niet alle effecten van de pandemie zijn goed zichtbaar in de cijfers. Hoeveel werkenden in 2020 hebben besloten te stoppen vanwege coronamaatregelen is bijvoorbeeld niet goed te zien. We weten dat bij het grootste deel van de gesubsidieerde organisaties niet is bezuinigd op vaste contracten en in 2020 de kosten voor tijdelijke contracten met 29 procent zijn teruggebracht (Goudriaan et al. 2021). Wel is duidelijk dat zowel het aantal banen als het aantal zelfstandigen in alle deelsectoren een groei laat zien na de dip van 2020. Er is daarbij een verschil te zien tussen de verschillende deelsectoren. ‘Kunsten en cultureel erfgoed’ blijft de deelsector waar de meeste zelfstandigen werkzaam zijn en de stijging van het aantal banen in 2022 is het grootst van alle deelsectoren. Bij ‘Creatieve zakelijke dienstverlening’ is de stijging in het aantal zelfstandigen deze periode echter groot (CBS 2023).

Alumni

Ondanks de beperkende maatregelen aan het begin van dat jaar geven afgestudeerden in 2022 aan een positieve ervaring te hebben bij het betreden van de arbeidsmarkt. Daarbij scoren afgestudeerden in de sector Kunst op veel vlakken lager dan gemiddeld. Zo vindt 87 procent van alle afgestudeerden direct na het afstuderen een baan, maar in de Kunstsector vinden afgestudeerden het minst snel direct werk (71 procent). Ook hebben zij het minst vaak een vaste aanstelling (47 procent) en het laagst aantal arbeidsuren per week (30 uur). Slechts 57 procent van de afgestudeerden in de sector Kunst vindt een baan in het eigen vakgebied, tegenover gemiddeld 77 procent van alle afgestudeerden (ROA 2023).

De komende jaren zullen nog in het teken staan van herstel. Uit een onderzoek van ROA van de Universiteit van Maastricht onder recent afgestudeerden van een hbo-kunstopleiding blijkt dat afgestudeerden van de sector Kunst tijdens de coronapandemie zwaarder getroffen zijn dan andere jonge alumni (Allen et al. 2022). Voor dit onderzoek zijn drie metingen gedaan tijdens de pandemie in 2020 en 2021.
Binnen de kunstalumni zijn vooral de werkenden in uitvoerende beroepen vaker werkloos geworden. Vooral in de theaterrichting gaan de werkloosheidscijfers van een van de laagste waardes van alle kunstalumni voor corona (tussen de nul en vijf procent), naar de veruit hoogste waarde bij de eerste meting (tussen 35 en 40 procent). Voor theatermakers is in 2020 en 2021 ook de grootste daling te zien in hun gemiddelde bruto maandloon. Voor vrijwel alle andere groepen alumni is in 2021 juist een stijging in bruto maandloon te zien, behalve voor de erfgoedprofessionals waarbij een kleine daling te zien is. Een opvallende uitzondering zijn de muzikanten, die binnen kunstalumni de enige groep vormen die het gedaalde maandloon in 2020 hebben weten om te zetten in een stijging in 2021 (Allen et al. 2022).

Naast de ontwikkelingen bij kunstalumni is het goed breder te kijken naar wat we weten over het geld dat zzp’ers in de sector verdienen.

Alumni hbo-kunstopleidingen

Geïndexeerd (2014=100)

Bron: ROA

Inkomsten en omzet

Van de inkomens van Nederlandse kunstenaars is vanuit oudere onderzoeken bekend dat het inkomen uit artistiek werk gemiddeld de helft van het totale inkomen vormt (Loots et al. 2022). Verdere informatie over inkomsten van Nederlandse kunstenaars en andere werkenden met creatieve beroepen is net als de cijfers over de werkgelegenheid beschikbaar vanuit zowel beroepen als vanuit bedrijfsgegevens. De gegevens over het inkomen zijn voor Nederlandse kunstenaars niet heel actueel en bestrijken de periode 2017 tot en met 2019, waarover een gemiddelde bekend is. Deze gegevens tonen dat het mediane persoonlijk bruto jaarinkomen van kunstenaars onder dat van alle werkenden in Nederland ligt en ver onder dat van anderen die – in de definitie van het CBS – zeer complexe gespecialiseerde beroepen hebben waarvoor een hbo- of wo-opleiding vereist is. Voor zover de verschillende kunstenaarsberoepen zijn uit te splitsen in deze gegevens, is te zien dat de beeldende beroepen het laagste inkomen hebben en de ontwerpende het hoogste (CBS 2021).

Meer gegevens over inkomsten publiceerde het CBS in de vorm van omzetcijfers van zelfstandigen per kwartaal voor de jaren 2019 tot en met 2021. In deze periode is duidelijk het effect van de coronapandemie zichtbaar, net als de eerste stappen richting herstel. De deelsector ‘Kunsten en cultureel erfgoed herstelt zich vervolgens langzamer dan de deelsector ‘Creatieve zakelijke dienstverlening’. Data over 2022 en 2023 zullen moeten uitwijzen in hoeverre dit herstel zich doorzet in lijn met het niveau van 2019.

Inkomen en omzet

€ (in prijzen van 2019)
x 1.000 €
x 1.000 €

Bron: CBS

Ondanks het herstel ten opzichte van de coronajaren laten de cijfers zien dat het inkomen van werkenden in de creatieve en culturele sector nog altijd achterblijft bij de gemiddelden. De vraag hoe de arbeidsmarktpositie van kunstenaars versterkt kan worden blijft dan ook actueel.

In het buitenland worden verschillende initiatieven getest. De eerste – positieve –resultaten van een Ierse pilot waarin kunstenaars een basisinkomen van 325 euro per week ontvangen zijn recent gepubliceerd. Kunstenaars geven aan dat ze meer tijd en middelen in hun kunst investeren, ze rapporteren een afname van depressie en angsten en werken minder uren in andere sectoren.

Ook vanuit de Europese Commissie is er aandacht voor de beroepspraktijk van kunstenaars: experts hebben verschillende aanbevelingen gedaan om op Europees niveau de werkomstandigheden van kunstenaars te verbeteren, zoals Europese wetgeving voor kunstenaars en een framework voor gelijke arbeidsvoorwaarden (Meissnitzer et al. 2023).

Omzet per domein

Loots en Witteloostuijn geven in hun publicatie over inkomens en het verdienvermogen van kunstenaars al aan dat de inkomstenbronnen van kunstenaars per sector verschillen (Loots et al. 2022). Deze cijfers beslaan deels de coronajaren waardoor ze een vertekend beeld geven. Desondanks is het van waarde om met deze cijfers een indruk te krijgen van de verschillende inkomens in de sector.

De omzetcijfers zijn redelijk goed te groeperen naar verschillende domeinen. Daarbij is te zien dat voor de scheppende kunsten en de ontwerpende beroepen de gemiddelde en mediane omzet van zelfstandigen alleen in het tweede kwartaal enigszins negatief zijn beïnvloed. Bij de podiumkunsten is de daling echter aanzienlijk groter en is de sector eind 2021 nog altijd herstellende.

De omzet is bijvoorbeeld bij zzp’ers binnen de scheppende kunst (beeldend kunstenaars, schrijvers, choreografen, dichters, componisten etc.) en binnen architectuur en design nauwelijks negatief beïnvloed. Bij zzp’ers binnen de podiumkunsten is dit een heel ander verhaal, daar blijft de omzet laag gedurende 2020 en 2021. Daar ging dan ook de meeste steun naartoe vanuit de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandige Ondernemers (TOZO) (Goudriaan et al. 2023).

Omzet per domein

Deze figuren tonen de omzet van zzp’ers binnen verschillende domeinen.

x 1.000 €
x 1.000 €
x 1.000 €

Bron: Loots et al. 2022

De muziekindustrie en de boekenindustrie ondervinden na het tweede kwartaal van 2020 weinig problemen in hun omzet, op een dip in het eerste kwartaal van 2021 na. Daarbij moet alleen wel worden opgemerkt dat de uitvoerend muzikanten en auteurs hierin niet zijn opgenomen. De muzikanten zijn onderdeel van de podiumkunstencijfers en de auteurs bij de scheppende kunsten.

Omzet per domein

Deze figuren tonen de omzet van zzp’ers binnen verschillende domeinen.

x 1.000 €
x 1.000 €
x 1.000 €

Bron: Loots et al. 2022

De Monitor Creatieve Industrie laat zien dat de economische toegevoegde waarde van de CCS zich grotendeels heeft hersteld van de coronajaren. De deelsector ‘Kunsten en cultureel erfgoed’, die het hardst getroffen was, krimpt recentelijk met -0,3 procent per jaar, maar laat in het afgelopen decennium een jaarlijkse stijging van 1,5 procent zien (tegenover 2,2 procent voor de gehele Nederlandse economie). Daarmee komt de deelsector, die het hardst getroffen was door de terugval in 2020, in 2022 uit net onder het niveau van 2019 (Rutten et al. 2024).

Ondanks de beschikbare gegevens is er nog altijd veel onbekend over het inkomen van kunstenaars en inkomsten tussen verschillende sectoren zijn daardoor moeilijk te vergelijken. Het actualiseren, aanvullen en gebruiken van de Handreiking inkomensonderzoek kan behulpzaam zijn in het verzamelen van deze kennis (Vinken et al. 2023).

De praktijk

In de sector als geheel wordt uit meerdere bronnen steeds weer duidelijk dat de culturele en creatieve sector een atypische marktwerking kent. Het aanbod is enorm divers, de waarde van het aanbod is vaak moeilijk te voorspellen, en het produceren van een product is voor velen minstens even waardevol als het product zelf (waardoor overproductie soms op de loer ligt). Bovendien geldt in grote delen van de sector dat slechts een kleine groep werkenden het grootste deel van de inkomsten binnenhaalt (Loots et al. 2022). Ook wordt duidelijk dat ondanks de lage inkomsten en een ‘overschot’ aan arbeidskrachten, weinig creatieven van beroep veranderen (zie onder andere Loots et al. 2022, Jong et al. 2021). Het voorgaande illustreert waarom het van belang is om de positie van werkenden in de sector niet (alleen) te benaderen vanuit een blik op de arbeidsmarkt, maar vooral ook de beroepspraktijk centraal te stellen. Hoe deze praktijk van invloed kan (of zou moeten) zijn op gebruikte arbeidsvoorwaarden wordt momenteel al door Platform ACCT verkend binnen het programma fairPACCT. Maar er zijn meer manieren waarop dit perspectief van toegevoegde waarde kan zijn.

Arbeidsduur mannen en vrouwen

Deze figuren geven aan hoeveel uur per week mannen en vrouwen werken in Nederland als geheel, bij alle creatieve beroepen samen en bij de uitvoerend kunstenaars in het derde kwartaal van 2023.

n x 1.000
n x 1.000
n x 1.000

Bron: CBS

Vanuit de verschillende praktijken binnen de culturele en creatieve sector is ook beter zicht te krijgen op bredere kenmerken van de verschillende domeinen. Zo kent de culturele en creatieve sector net als de rest van Nederland een verschil in genderverdeling waar het werktijd betreft. Waar vrouwen zijn oververtegenwoordigd in de grotere deeltijdbanen (20-35 uur per week), zijn mannen dit bij voltijdsbanen. Hoewel dit verschil minder groot is dan bij de Nederlandse arbeidsmarkt als geheel, zit er verschil tussen de beroepsgroepen. Bij uitvoerend kunstenaars heeft iets meer dan 40 procent van de vrouwen een voltijdsbaan. Bij beeldende kunst hebben vrouwen met ruim 55 procent de meerderheid bij voltijdsbanen. Bij grafisch vormgevers en in de architectuur is het aantal voltijdsbanen dat door vrouwen wordt bezet aanzienlijk gestegen, met respectievelijk 31 en 50 procent. Al wordt nog altijd het merendeel van de voltijdsbanen door mannen bezet. De kans dat alleen marktwerking een rol speelt bij deze verschillen is klein. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat, hoewel bij afgestudeerden aan hbo-kunstvakopleidingen het aandeel vrouwen hoger ligt dan bij het totaal aan afgestudeerden binnen het hbo, onder kunstenaars relatief veel mannen werkzaam zijn (CBS 2021).

Arbeidsduur mannen en vrouwen

Deze figuren geven aan hoeveel uur per week mannen en vrouwen werken bij grafisch vormgevers, architecten en beeldend kunstenaars.

n x 1.000
n x 1.000
n x 1.000

Bron: CBS

Een vergelijkbaar verschil tussen aantallen afgestudeerden en de werkende kunstenaars is te zien bij ‘personen met een migratieachtergrond’. Hoewel het aandeel mensen met een migratieachtergrond onder afgestudeerden van hbo-kunstvakopleidingen sterker toeneemt dan bij de totale groep afgestudeerden van hbo-opleidingen, komt dit beeld maar zeer beperkt terug wanneer we kijken naar de werkenden in de sector. Deze informatie is bekend vanuit de indeling in beroepen. Daar is te zien dat er onder kunstenaars door de jaren heen weliswaar steeds meer werkenden met een migratieachtergrond zijn, maar dit aandeel komt niet in de buurt van de verhoudingen bij afgestudeerden. Hierover zijn echter geen cijfers per domein beschikbaar.

Alumni en afgestudeerden hbo-opleidingen

Deze figuren tonen het percentage alumni met een migratieachtergrond en het percentage vrouwen bij afgestudeerden aan alle voltijds hbo-opleidingen en de voltijds hbo kunstopleidingen (KUO).

%
%

Bron: ROA

Fair Practice

De kwetsbare arbeidsmarktpositie van werkenden in de culturele sector vraagt om een sectorbrede aanpak. De Fair Practice Code biedt sinds 2017 een kader om duurzaam, eerlijk en transparant ondernemen en werken voor iedereen in deze sector mogelijk te maken (Leden 2022). De code is gebaseerd op vijf kernwaarden – solidariteit, duurzaamheid, diversiteit, vertrouwen en transparantie – die zijn vertaald naar concrete richtlijnen en afspraken. De uitvoering ervan heeft echter nog wat voeten in de aarde. Hoewel de sector aangeeft zich grotendeels te kunnen vinden in de ambities van de Fair Practice Code zijn er kritische geluiden over onder andere de financiële druk die het naleven van de code oplevert, met name voor kleine organisaties. Vanuit de sector klinkt de nadrukkelijke oproep richting de politiek om substantieel bij te dragen aan het (financieel) mogelijk maken van naleving van de code (Ibid.).

Platform ACCT is met samenwerkingspartners het programma fairPACCT gestart om de Fair Practice Code voor de gehele sector te vertalen naar concrete hulpmiddelen voor toepassing in de praktijk. Zij organiseren onder andere ketentafels waarin betrokkenen per deelsector in gesprek gaan om collectieve afspraken te maken. Dit programma loopt eind 2024 af.

Fair Pay

Binnen Fair Practice staat Fair Pay hoog op de agenda. Voormalig staatssecretaris Uslu heeft in Uitgangspunten Cultuursubsidies 2025-2028 aangegeven dat Fair Pay ‘grote prioriteit heeft’ en het uitgangspunt moet zijn voor alle werkenden in de culturele sector. Dit vraagt om extra financiële ondersteuning.

Uit onderzoek blijkt dat de meerkosten van Fair Pay in de culturele sector 29,2 miljoen euro zijn. Daarvan heeft 17,8 miljoen euro betrekking op meerjarig gesubsidieerde organisaties en 11,3 miljoen op projectmatig gesubsidieerde organisaties. Iets minder dan de helft van deze meerkosten bestaan uit tekortschietende beloningen, ruim de helft uit onbetaald structureel overwerk. Op basis van dit onderzoek maakte voormalig staatssecretaris Uslu 36,4 miljoen euro extra vrij voor Fair Pay. Aanvullend op de genoemde meerkosten bedrag is echter 149 miljoen euro nodig voor indexatie om Fair Pay voor 2025 mogelijk te maken (Geukema et al. 2023).

In absolute bedragen zijn de totale meerkosten van Fair Pay verreweg het hoogste bij festivals, muziek, en beeldende kunst en creatieve industrie. Deze drie deelsectoren tellen relatief veel (middel)kleine organisaties die grotendeels op zzp’ers draaien, wat doorgaans leidt tot hoge meerkosten voor eerlijke beloning (Ibid.).

De meerkosten concentreren zich grotendeels bij kleine organisaties. Dit komt doordat zij vaker minder bestaanszekerheid hebben, over een krap budget beschikken en mede daardoor met (onderbetaalde) zzp’ers werken. In de gehele sector worden zzp’ers vaker onderbetaald dan werknemers in loondienst en ze verrichten bovengemiddeld veel onbetaald overwerk.

Het bewustzijn over het belang van Fair Pay en Fair Practice is sinds 2019 toegenomen, maar de financiële middelen zijn niet evenredig meegegroeid. De komende periode staat in het teken van hoe de sector Fair Pay op duurzame wijze kan realiseren. Zo is er voor BIS-instellingen extra geld beschikbaar gemaakt, maar is eerlijke beloning voor veel kleine organisaties nog altijd niet haalbaar. Dat verzwakt de arbeidsmarktpositie van de gehele culturele sector (Geukema et al. 2023). Bovendien beschikken niet alle delen van de culturele sector over een cao of beloningsrichtlijnen. Platform ACCT ontwikkelt praktijkinstrumenten voor de deelsectors waarin deze richtlijnen ontbreken (Platform ACCT 2023).

Doorontwikkeling

Beter inzicht in de verschillende praktijken die de afzonderlijke domeinen kenmerken, maakt het mogelijk een duidelijker beeld te schetsen van wat de gevolgen per domein zijn wanneer de sector als geheel voor uitdagingen wordt gesteld. Grotere solidariteit onder werkenden in de sector, een van de belangrijke uitgangspunten in de Fair Practice Code, gaat beter wanneer duidelijker is wie op welke manier en in welke mate wordt geraakt door ontwikkelingen en beleidskeuzes.

Dit kan enerzijds gebeuren door sterker in te zetten om via onderzoek een beter beeld te krijgen van de samenstelling van werkenden in verschillende domeinen. Te bekijken waaruit de inkomens zijn opgebouwd en welke motivaties eraan ten grondslag liggen, zoals dit bijvoorbeeld in het onderzoek Loont passie? in Vlaanderen gebeurt. Met daarbij aandacht voor het onderscheid tussen werkenden in de loondienst en de positie van zzp’ers. Daarnaast is echter ook een beter beeld nodig van loopbaanontwikkeling en de effecten van de infrastructuur waarbinnen werk wordt gefinancierd en georganiseerd. In welke delen is marktwerking een realistische optie, en waar is dit juist onhaalbaar of onwenselijk? Waar hebben flexibele arbeidsrelaties de voorkeur en waar juist vaste, en waarom? Maar ook, hoeveel ruimte is er binnen de verschillende domeinen om de beroepspraktijk daadwerkelijk te vernieuwen? Platform ACCT werkt al aan het beantwoorden van een deel van deze vragen en presenteerde in samenwerking met Kunsten ’92 het Fair Practice Lab om in samenwerking met organisaties een visie op Fair Practice te concretiseren die past bij de individuele organisatie.

Aansluitend klinkt de roep om de invulling en uitvoering van een onderzoeksagenda rondom de arbeidsmarkt (Vinken et al. 2023). De Boekmanstichting zal in samenwerking met Platform ACCT initiatief nemen om deze onderzoeksagenda tot uitvoering te brengen, en zal daarbij partners als de Kunstenbond, de Creatieve Coalitie en het ministerie van OCW betrekken.

De kwetsbare positie van werkenden in de sector, met name zzp’ers, zal ook de komende periode aandacht vragen. Daarnaast draagt de onzekerheid die politieke verschuivingen met zich meebrengen mogelijk bij aan uitstel van noodzakelijke en structurele hervormingen die de arbeidsmarkt en beroepspraktijk in de culturele en creatieve sector duurzaam kunnen versterken.

Op deze pagina zullen we in de toekomst opbrengsten van bovenstaande initiatieven koppelen aan andere inzichten en gegevens.

Meer weten over het thema Beroepspraktijk?

Bekijk meer data over het thema Beroepspraktijk in het Dashboard van de Cultuurmonitor.

Alle publicaties die de Boekmanstichting zelf over dit thema uitbrengt, zijn te vinden via het online dossier Culturele arbeidsmarkt.

Meer literatuur over het thema Beroepspraktijk is ook te vinden in de Kennisbank van de Boekmanstichting.

Vorige edities van de tekst op deze themapagina kunnen hier gevonden worden:
2021
2022.

Literatuur

Allen, J., B. Belfi en T. Huijgen (2022) Hbo’ers in coronatijd: een longitudinaal onderzoek naar de werk- en persoonlijke ervaringen van hboafgestudeerden. Maastricht: Researchcentrum voor onderwijs en arbeidsmarkt.

CBS (2021) ‘Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, 2021’. Op: www.cbs.nl, 6 oktober.

CBS (2022) ‘Omzet en inkomenspositie zzp’ers in culturele sector’. Op: www.cbs.nl, 21 juli.

CBS (2023) ‘Arbeidsmarkt culturele en creatieve sector 2010-2023Q3’. Op: www.cbs.nl, 18 december.

Eurostat (2023) Culture Statistics. Luxemburg: Eurostat.

Goudriaan, R. (et al.) (2021) Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund: effecten van de coronacrisis in de culturele sector. Amsterdam/Utrecht/Den Haag: Boekmanstichting/SiRM/Significant APE.

Goudriaan, R. (et al.) (2023) Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund II: effecten van de coronacrisis in de culturele sector. Amsterdam/Utrecht: Boekmanstichting/SiRM.

Jong, J. de, J. Kolsteeg en N. Schram (2021) “Kunstenaars stoppen niet”…..maar de positie van veel culturele zzp’ers is wel precair : onderzoek naar de beroepspraktijk en biotoop van zelfstandige kunstdocenten en artistiek begeleiders. Utrecht: LKCA.

Leden, J. van der (2022) ‘De Fair Practice Code: stevig op de agenda, maar nog veel werk aan de winkel’. In: Boekman Extra, jrg. 2022, nr. 37, 1-13.

Loots, E. en A. van Witteloostuijn (2022) Inkomens en verdienvermogen in creatieve sectoren. Rotterdam: Erasmus University Rotterdam en Vrije Universiteit.

Meissnitzer, H. et al. (2023) The Status and Working Conditions of Artists and Cultural and Creative Professionals. Report of the OMC Working Group of Member States’ Experts. Luxemburg: Publications Office of the European Union.

Platform ACCT et al. (2023) Praktijkinstrumenten Fair Pay. Amsterdam: Platform ACCT.

Raad voor Cultuur (2024) Toegang tot cultuur. Op weg naar een nieuw bestel in 2029. Den Haag: Raad voor Cultuur.

ROA (2023) Factsheet HBO-Monitor 2022: de arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden. Den Haag: Vereniging Hogescholen.

Rutten, P., W. Manshanden en F. Visser (2024) Monitor Creatieve Industrie 2023. Hilversum: Media Perspectives.

Vinken, H., B. Broers en H. Mariën (2023) De arbeidsmarktpositie van zzp’ers in de culturele en creatieve sector. Een verkenning van bestaande cijfers en overzicht van witte vlekken. Tilburg: HTH Research.

Verantwoording tekst en beeld

Redactie: Een eerdere versie van deze pagina is geschreven door Rogier Brom.

Beeld: Kunstenaar: Nikè Marchand / Fotograaf: Ebru Aydin.

Feedback gezocht!

Wat vind jij van de Cultuurmonitor? We horen graag wat je ervaring is. Help ons door een korte enquête in te vullen. Alvast bedankt!

Liever later invullen? De link naar deze enquête vind je ook terug op onze homepage.

Naar de enquête