Inleiding
Hoe ziet werk in de culturele sector eruit? Op deze pagina brengen we recente cijfers en onderzoeken samen om inzicht te bieden in de culturele arbeidsmarkt en beroepspraktijk. Met de arbeidsmarkt doelen we op de bredere context van werk in de culturele sector, bijvoorbeeld het aantal organisaties, inkomens en zelfstandigen. Met beroepspraktijk bedoelen we hoe werk wordt ervaren, tegen wat voor uitdagingen werkenden in de sector aanlopen en hoe aan die uitdagingen wordt gewerkt. Dit kan sterk verschillen per domein: op deze pagina omschrijven we de ontwikkelingen voor de cultuursector als geheel, en maken we waar mogelijk onderscheid tussen verschillende domeinen.
Kenmerken van de culturele arbeidsmarkt
De afgelopen decennia hebben meerdere onderzoeken laten zien dat werk in de culturele en creatieve sector gekarakteriseerd wordt door onzekerheid, zowel in Nederland als daarbuiten (Been 2025; Caves 2000; Hesmondhalgh & Baker 2011; Hirsch 1972). Deze onzekerheid was ook op het jaarlijkse evenement van Platform ACCT een belangrijk thema – het landelijke platform dat zich richt op het creëren van betere arbeidsvoorwaarden, het versterken van duurzame inzetbaarheid en het vergroten van het verdienvermogen van werkenden in de culturele en creatieve sector. Als onderdeel van hun activiteitenplan hebben ze als doel gesteld toe te werken naar ‘zekerheid in onzekere tijden’ – een weerspiegeling van opvattingen en onderzoeksuitkomsten die sector breed worden gedeeld. De onzekere arbeidsomstandigheden in de cultuursector komen voort uit verschillende factoren, die grofweg in te delen zijn naar drie niveaus: 1) aard van werk, 2) de werking van de cultuursector zelf en 3) maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen.
Aard van het werk
Allereerst zijn flexibiliteit, mobiliteit, werken op projectbasis, korte en flexibele contracten en vrijwillige of slecht-betaalde activiteiten kenmerkend voor cultureel werk (Ellmeier 2003). Ook werken veel mensen op freelance/zzp-basis en maken ze lange uren, en is er een gebrek aan collectieve arbeidsovereenkomsten (cao) en sector-brede arbeidsvoorwaarden (Platform ACCT; Haynes & Marshall 2018; Vinken et al. 2023; Vos 2024). In deze context wordt er ook steeds vaker gesproken over de portofolio carrière – dit wil zeggen dat werkenden zich staande houden door te laten zien dat ze zich kunnen aanpassen, brede competenties hebben en diverse portfolio’s hebben die grenzen en disciplines overschrijden (Stokes 2021). Over het algemeen hebben werkenden in de cultuursector vaker meerdere
Werking van de cultuursector
In de cultuursector is het vaak onzeker welke voorstellingen, tentoonstellingen of andere producten succesvol zullen zijn. Makers en organisaties weten dat sommige projecten veel publiek trekken, maar ze kunnen vooraf niet precies voorspellen welke dat zijn (Alexander 2021). Hierdoor bestaat het risico dat er te veel, te weinig of niet de juiste producten worden gemaakt. Dit maakt werken in de sector onzeker. Bovendien zal dit probleem niet voor ieder domein in eenzelfde mate of op dezelfde manier spelen, afhankelijk van subsidiëring en afwegingen tussen commerciële en artistieke belangen. Hoe ieder domein afzonderlijk is ingericht bespreken we op individuele domeinpagina’s.
Maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen
Tot slot hebben maatschappelijke veranderingen veel impact op hoe kunst en cultuur wordt gemaakt en verspreid, en dragen daarmee bij aan onzekere arbeidsomstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan de grote impact van digitalisering op de werkpraktijk (zie ook: Digitale transformatie). Generatieve AI speelt hierin een steeds grotere rol, waarbij het lijkt dat sommige beroepsgroepen hierdoor harder worden geraakt dan anderen. Een recent onderzoek naar literair vertalers laat bijvoorbeeld zien dat machinevertalingen (nog) niet geschikt zijn voor literair werk (van Andel 2025). Tegelijkertijd roept generatieve AI bredere vragen op over verdienmodellen en de positie van creatieve makers (zie: Position Paper – Kunstenbond). Toch blijft onduidelijk wat effecten op werkgelegenheid zijn: hoeveel banen of opdrachten verdwijnen, veranderen of blijven bestaan?
Veranderingen op het gebied van beleid zijn ook van invloed. Zo was het versterken van de positie van de culturele en creatieve professional een van de vier hoofdonderwerpen in de Meerjarenbrief voor de jaren 2023-2025 van voormalig staatssecrataris Uslu (2022). Daarnaast publiceerde de Raad voor Cultuur (2024) een advies over de vernieuwing van het Cultuurbestel in 2029, met voorgestelde wijzigingen die veel impact zouden hebben op de beroepspraktijk in de sector. In 2024 en 2025 spelen er ook veel vragen rondom schijnzelfstandigheid – met name doordat de Belastingdienst vanaf 2025 weer gaat handhaven op
Hoewel de sector dus gekenmerkt wordt door onzekerheid, precariteit, lage inkomens en een ‘overschot’ aan arbeidskrachten, blijven veel creatievelingen werkzaam in de sector (Loots et al. 2022, Jong et al. 2021). Waarom blijven zoveel mensen werken in de cultuursector? In sociologisch onderzoek wordt hierover vaak nagedacht in termen van de betekenis van ‘goed werk’. In vergelijking met andere vormen van werk, is werk in de culturele en creatieve sector meer gebaseerd op ‘autonomie’ en de mogelijkheid om te participeren in een creatief project – waarden die lijken te compenseren voor precaire arbeidsomstandigheden en onzekere toekomstperspectieven (Brook 2015; Van Assche et al. 2022). Recenter onderzoek van Marčeta et al. (2023) liet ook zien dat niet-materiële waarden van werk, zoals autonomie en zelf-expressie, belangrijker zijn voor werkenden in de creatieve sector dan materiële waarden, zoals inkomen. Been (2025) vat eerder onderzoek samen en laat zien dat werkenden korte contracten zelfs zijn gaan idealiseren, waarbij ze geloven dat vaste posities niet de bevrijding, opwinding en flexibiliteit kunnen bieden die ze zoeken.
De culturele arbeidsmarkt in cijfers
Bij het cijfermatig in kaart brengen van de culturele arbeidsmarkt ontstaat een definitiekwestie: wat valt er wel én niet onder de culturele en creatieve sector? En wanneer is iemand werkzaam in het culturele veld? In verschillende monitoren worden verschillende definities aangehouden, waardoor aantallen per monitor flink kunnen verschillen (zie Vinken et al. 2023 voor een vergelijking van verschillende monitors). Wij houden voorlopig het onderscheid aan dat door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gemaakt sinds 2011 op basis van SBI-codes (codes van Standaard Bedrijfsindeling), waarin wordt gefocust op de culturele en creatieve sector. Die deelt de sector op in
Bedrijven
In het laatste kwartaal van 2023 waren er 2,2 miljoen bedrijven in Nederland in totaal – hiervan behoren ruim 277 duizend tot de culturele en creatieve sector. Het overgrote aandeel bevond zich in de deelsector
Banen
Na een dip in 2020, verklaarbaar door de effecten van de coronapandemie, stijgt het aantal banen vanaf 2022 tot voorbij het niveau van voor de pandemie voor de meeste deelsectoren. Alleen voor de deelsector Media & Entertainment is er in 2023 nog geen stijging ten opzichte van 2019 zichtbaar, maar zit het aantal banen wel weer nagenoeg op het niveau van 2019. Zeker in de deelsector ‘Kunsten’, waar de daling van het aantal banen aanzienlijk was, is ook de stijging het sterkst. Wel is het van belang daarbij op te merken dat de omvang van de banen in deze deelsector consequent het laagst is, namelijk 0,69 fte. Terwijl er binnen zowel ‘Media en entertainment’ als ‘Creatieve zakelijke dienstverlening’ in 2023 gemiddeld steeds rond de 0,83 fte beschikbaar is (CBS 2023). Niet alle effecten van de pandemie zijn goed zichtbaar in de cijfers. Hoeveel werkenden in 2020 hebben besloten te stoppen vanwege coronamaatregelen is bijvoorbeeld niet goed te zien. Wel weten we dat bij het grootste deel van de gesubsidieerde organisaties niet is bezuinigd op vaste contracten en in 2020 de kosten voor tijdelijke contracten met 29 procent zijn teruggebracht (Goudriaan et al. 2021).
Onderzoek van Been & Keune (2022) laat zien dat de samenstelling van de culturele arbeidsmarkt tussen 2010 en 2018 substantieel is veranderd. Waar het aandeel mensen met een permanent contract in 2010 het grootst was (37 procent van de werkenden), is het werken als zelfstandige zonder personeel in 2018 het grootst (37 procent van de werkenden). Ook zijn er in 2018 meer mensen die meerdere banen hebben: waar dit aandeel in 2010 nog 17 procent was, is dit in 2018 gestegen tot 22 procent. Dit wordt bevestigt door recente cijfers van het CBS (2025): kunstenaars bleken relatief vaak meer dan één betaalde baan te hebben. Deze ontwikkelingen verschillen bovendien voor subsectoren. Ten eerste zijn er subsectoren waar permanente en tijdelijke contracten zijn vervangen door het werk als zelfstandige zonder personeel en meerdere banen tegelijkertijd. Dit geldt bijvoorbeeld voor producenten van podiumkunsten. Ten tweede zijn er subsectoren die afnemen als gevolg van een daling in permanente contracten, die niet vervangen worden door flexibelere contracten, zoals voor architecten. Ten derde zijn er subsectoren die stabiel zijn gebleven, zoals erfgoed. Tot slot zijn er sectoren die groeien door een toename in het aantal zelfstandigen en mensen met meerdere banen, zoals in industrieel design, film-, video- en televisieproductie, geluidsopnamen, het publiceren van muziek, fotografie, podiumkunsten, artistiek design en ondersteuning van de podiumkunsten (Been et al. 2022).
Van alle werkenden in creatieve beroepen deed ongeveer de helft dat op voltijdse basis in 2019 (Loots et al. 2022). De Monitor Kunstenaars van het CBS (2025) bevestigt dat meer dan de helft van de kunstenaars in 2021/2023 voltijd werkten. Vinken et al. (2023) lieten zien dat personen werkzaam in culturele en creatieve beroepen gezamenlijk tussen de 112.000 en 120.000 voltuidsequivalent (vte) werkten in 2020. Hoewel in Nederland deeltijdbanen überhaupt meer voorkomen dan in andere landen, is dit voor de cultuursector extra groot (Eurostat 2023). Ook heeft eerder onderzoek laten zien dat er hierin verschillen naar gender zichtbaar zijn: waar vrouwen zijn oververtegenwoordigd in grotere deeltijdbanen, zijn mannen dat in voltijdsbanen (CBS 2021).
Zelfstandigen
De laatste decennia bleef het aantal zelfstandigen in de Nederlandse arbeidsmarkt als geheel toenemen: van 960.000 zelfstandigen in 2010 tot 1,3 miljoen zelfstandigen in 2022 (een groei van 42 procent). Voor de culturele en creatieve sector (CCS) is er een nog sterkere toename van het aantal zelfstandigen van 67 procent. Waar er in 2010 nog 92.820 als zelfstandige werkzaam waren in de CCS, zijn dit er in 2022 154.830. Deze toename wordt in sterke mate bepaald door de deelsector ‘Kunsten’, waar de toename 80 procent betreft en bovendien het grootste deel van de zelfstandigen is te vinden van de gehele culturele en creatieve sector (CBS 2023). Uit de monitor Kunstenaars en werkenden in overige creatieve beroepen kwam naar voren dat het grootste deel van de in Nederland werkzame kunstenaars in de periode 2021/2023 werkzaam was als zelfstandige (59 procent). In vergelijking met andere Europese landen heeft Nederland het hoogste percentage zzp’ers in de culturele sector (Eurostat 2023). Been (2025) liet zien dat de groei in het aantal zelfstandigen in de culturele en creatieve sector in Nederland niet komt doordat werknemers in de sector verdergaan als zelfstandigen, maar doordat nieuwkomers in de sector vaker als zelfstandige beginnen. Zelfstandigen bleken ook vaker in de sector te blijven werken dan andere werkenden (Been 2025).
In 2019 is er door het CBS (2022) aanvullend onderzoek uitgevoerd om de inkomenspositie van zzp’ers in de culturele sector inzichtelijk te maken, waarvan in het najaar van 2025 een nieuwe editie zal worden uitgebracht. Daarin zijn gegevens opgenomen die het inkomen van zelfstandigen, het persoonlijke inkomen en het huishoudinkomen omschrijft. Hierin valt op dat het gemiddeld inkomen dat zelfstandige ondernemers verdienen in de kunstensector het laagst is, terwijl in deze deelsector het grootste aantal zelfstandige ondernemers werkzaam is van de gehele culturele en creatieve sector.
Vinken, Broers en Mariën (2023) brachten informatie uit allerlei verschillende onderzoeken, monitoren en rapporten samen, om inzicht te geven over wat we al wel en wat we nog niet weten over de arbeidsmarktpositie van zzp’ers in de cultuursector. Hieruit komen meerdere belangrijke uitdagingen naar voren met betrekking tot onderzoek, onder andere het gebrek van een eenduidige afbakening van de arbeidsmarkt en zelfstandig ondernemerschap (Vinken et al. 2023). Ook schijnzelfstandigheid is nog niet voldoende in kaart gebracht om de aard van het probleem in de cultuursector te duiden – we weten bijvoorbeeld niet hoeveel schijnzelfstandigen er zijn in de cultuursector en hoe hun arbeidsomstandigheden eruitzien (Vinken et al. 2023).
Bosma et al. (2025) brachten onderzoek uit naar de persoonskenmerken van werkenden in de culturele en creatieve sector, waaronder zelfstandigen. In 2023 waren er 113.901 zelfstandigen werkzaam in de culturele en creatieve sector. Het overgrote deel van zelfstandigen is van Nederlandse herkomst (75 procent in 2023), man (54 procent in 2023) en zijn vaak tussen 35 en 65 jaar oud (62 procent in 2023). Een aantal ontwikkelingen vallen op. In vergelijking met andere sectoren zijn er minder mensen van buiten-Europese herkomst werkzaam als zelfstandige in de culturele sector in 2023 – dit was in 2017 en 2020 nog niet zo. Meer dan de helft van de zelfstandigen werkzaam in de culturele en creatieve sector is man (54 procent in 2023), maar het aandeel vrouwen is wel met vijf procent toegenomen sinds 2017. Hoewel de meeste zelfstandigen tussen de 35 en 65 jaar oud zijn, neemt het aandeel 65 plussers sinds 2017 gestaag toe.
Inkomens
Op de pagina Geldstromen omschrijven we de inkomsten van de cultuursector als geheel en per domein, opgedeeld naar de eigen inkomsten van culturele organisaties, overheidsuitgaven en private bijdragen. Op de pagina Beroepspraktijk gaan we dieper in op beschikbare cijfers over de inkomsten van werkenden in de cultuursector. Het in kaart brengen van de inkomsten van kunstenaars worden door drie factoren bemoeilijkt: 1) de uitvraag naar inkomens wordt binnen verschillende onderzoeken op verschillende manieren gedaan, 2) er worden in deze onderzoeken andere definities van de kunstenaarspopulatie aangehouden en 3) inkomstenbronnen zijn aan verandering onderhevig (denk bijvoorbeeld aan inkomsten uit auteursrechten bij Muziek) (Vinken et al. 2023, Loots et al. 2022). Ook worden werkenden met vaste contracten vaak overschaduwd in de discussie over inkomens in de culturele en creatieve sector, terwijl ook bijna de helft van deze werkenden lagere inkomens hebben (Been 2025).
Uit beschikbare onderzoeken kunnen wel een aantal conclusies worden getrokken over de inkomens van kunstenaars. Allereerst blijkt uit de Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep van het CBS dat het mediane persoonlijke bruto jaarinkomen van kunstenaars onder dat van alle werkenden in Nederland ligt en ver onder dat van anderen die – in de definitie van het CBS – zeer complexe gespecialiseerde beroepen hebben waarvoor een hbo- of wo-opleiding vereist is. Voor zover de verschillende kunstenaarsberoepen zijn uit te splitsen in deze gegevens, is te zien dat de beeldende beroepen het laagste inkomen hebben en de ontwerpende het hoogste (CBS 2025). Onderzoek van Been en Keune (2022) laat zien dat marginale inkomens in sommige sectoren meer voorkomen dan in andere. Met name industrieel design (58 procent), fotografie (68 procent), podiumkunsten (63 procent), producenten van podiumkunsten (46 procent), ondersteuners van podiumkunsten (53 procent) en artistieke creatie (67 procent) laten hoge aandelen zien van werkenden die minder dan tweederde van het landelijk gemiddelde verdienen in November 2018. Voor andere subsectoren, zoals erfgoed (30 procent) en architectuur (29 procent) ligt dit aandeel veel lager. Ten tweede is er uit verschillende onderzoeken bekend dat inkomen uit artistiek werk gemiddeld de helft van het totale inkomen vormt – kunstenaars onderhouden dus over het algemeen meerdere banen (Loots et al. 2022). Ook geldt dat in grote delen van de sector een kleine groep werkenden het grootste deel van de inkomsten binnenhaalt, ook wel de ‘superstar economy’ genoemd’ (Loots et al 2022, Jong et al. 2021). Tot slot zijn er verschillen in inkomen naar persoonskenmerken, en dit verschilt ook per sector. Uit onderzoek van Been et al. (2023), gebaseerd op CBS data uit 2018, bleek dat gender ongelijkheid in inkomens minder sterk voorkwam in sectoren als letteren, muziek en beeldende kunst, maar juist sterker was in de film- en fotografiesector.
Ondanks de beschikbare gegevens is er nog altijd veel onbekend over het inkomen van kunstenaars en inkomsten tussen verschillende sectoren zijn daardoor moeilijk te vergelijken. Het actualiseren, aanvullen en gebruiken van de Handreiking inkomensonderzoek kan behulpzaam zijn in het verzamelen van deze kennis (Vinken et al. 2023).
Persoonskenmerken
Er is veel onderzoek gedaan naar sociale ongelijkheden en demografie van de culturele en creatieve sector (Brook et al. 2021; Saha 2018). Onderzoek laat zien dat deze vooral kan worden omschreven als mannelijk, wit en van midden tot hoge klasse achtergronden. Recente onderzoeken laten zien dat dit beeld voornamelijk geldt voor de hogere posities – bijvoorbeeld directie – in de culturele sector (De Wit et al. 2023). De beperkte toegankelijkheid van werk in de culturele sector voor mensen van verschillende achtergronden heeft enerzijds te maken met de algehele onzekere arbeidsomstandigheden. De algehele onzekerheid heeft gevolgen voor de samenstelling van de sector: Been (2025) liet zien dat in 2019 bijna 60 procent van degenen die in 2010 nog werkzaam waren in de cultuursector de sector had verlaten (waarvan slechts 12 procent vanwege het bereiken van de pensioenleeftijd). Daarnaast is het krijgen van een baan of een project in de cultuursector sterk afhankelijk van je financiële omstandigheden en sociale netwerk, maar ook in hoeverre je binnen de sector ‘past’ op andere manieren (denk aan factoren gelinkt aan cultureel kapitaal zoals smaak, taal en kleding Randle et al. 2015). Ook het promoten van jezelf en het hebben van een assertieve persoonlijkheid kan bijdragen aan het binnenhalen van werk in de cultuursector (Martin et al. 2017).
Er zijn recent verschillende onderzoeken uitgebracht die inzicht geven in persoonskenmerken van werkenden in de culturele en creatieve sector. Zo is er gekeken naar achtergrondkenmerken van kunstenaars in de Monitor kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep (CBS 2025) en keken Bosma et al. naar diversiteit van personeel, zelfstandigen, toezichthouders en adviseurs in de culturele en creatieve sector (zie ook de pagina Diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid). Daarnaast onderzocht Been (2025) de invloed van persoonskenmerken op werktrajecten. Wie blijft er langer werken in de sector en wie verlaat de sector?
Uit de Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep blijkt dat de meeste werkzame kunstenaars tussen de 25 en 35 jaar oud zijn, man en vaker lid van een paar en géén ouder (CBS 2025). In 2025 brachten Bosma et al. in opdracht van het ministerie van OCW onderzoek uit naar diversiteit van personeel, zelfstandigen, toezichthouders en adviseurs in de culturele en creatieve sector in 2023. Op basis van micro-data van het CBS bekijken ze persoonskenmerken van medewerkers naar herkomst, geslacht en leeftijd . Ook een combinatie van deze kenmerken wordt getoetst, de verdeling binnen verschillende disciplines en verschillen in uurloon naar achtergrondkenmerken (dit onderzoek en de problematiek rondom monitoren wordt uitgebreider omschreven op de pagina Diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid). Hoewel de culturele en creatieve sector diverser wordt, loopt het in 2023 nog steeds iets achter op het totaal van werknemers in Nederland. Wel blijkt dat het gesubsidieerde deel van de sector diverser is dan het totaal aan werknemers in Nederland als we kijken naar migratie-achtergrond. Vrouwen zijn zowel in het gesubsidieerde als niet-gesubsidieerde deel van de sector oververtegenwoordigd, maar deze oververtegenwoordiging is sterk in het gesubsidieerde deel. Eerder onderzoek liet zien dat vrouwen naar hun idee oververtegenwoordigd zijn in de sector, maar dat hogere functies worden bekleed door mannen (De Wit et al. 2023; Swartjes et al. 2023). Over het algemeen verdienen werknemers die buiten Europa zijn geboren en vrouwen minder. Hierin zit ook nauwelijks vooruitgang sinds 2017 (Bosma et al. 2024). Jongere mensen (onder de 35) zijn oververtegenwoordigd in het niet-gesubsidieerde deel van de sector, maar ondervertegenwoordigd in het gesubsidieerde deel.
Op basis van registerdata van het CBS onderzocht Been (2025) hoe werktrajecten in de culturele en creatieve sector in Nederland eruitzagen tussen 2010 en 2019 en welke persoonskenmerken van invloed zijn op die werktrajecten. Hieruit komen een aantal belangrijke bevindingen naar voren: 1) mannen en mensen zonder migratie-achtergrond zijn vaker werkgevers, 2) mensen die meerdere banen hebben zijn vaker vrouw en hebben vaker een lager opleidingsniveau behaald, 3) jongere werkenden, mensen met een lager opleidingsniveau, vrouwen, en mensen met een migratie-achtergrond verlaten de sector vaker en 4) mensen met een hoger opleidingsniveau blijven vaak langer werken in de sector. Deze bevindingen zijn van belang omdat ze laten zien dat, hoewel de hele sector wordt gekenmerkt door onzekerheid, deze onzekerheid door sommigen meer wordt ervaren dan door anderen – afhankelijk van de werktrajecten waarin ze zich bevinden. Ook is het van invloed op de samenstelling van de arbeidsmarkt, doordat sommigen de sector eerder verlaten dan anderen.
Vrijwilligers
Vrijwilligers zijn ook van groot belang om de cultuursector draaiende te houden (Van der Leden 2024). In mei 2024 verscheen een Boekman Extra over vrijwilligers in de culturele sector. Hierin worden belangrijke ontwikkelingen omschreven voor de cultuursector en domeinen daarbinnen. In 2023 deed 6 procent van de Nederlandse bevolking vrijwilligerswerk voor culturele verenigingen of organisaties, zoals muziek- of toneelverenigingen, openbare bibliotheken, musea, poppodia of filmtheaters (CBS 2023).
Uit de Vrijetijdsomnibus (zie ook: Cultuur en participatie) blijkt dat ouderen en HBO/WO-opgeleiden meer aan vrijwilligerswerk doen, maar dat inkomen geen verband houdt met vrijwilligerswerk. Volgens Bosma et al., die kijken naar vrijwilligers bij 141 gesubsidieerde culturele instellingen, is het aandeel vrijwilligers van 65 jaar of ouder zelfs toegenomen ten opzichte van 2017. Jongeren doen voornamelijk vrijwilligerswerk bij popzalen en popfestivals, waar ouderen vooral musea en oudheidskamers ondersteunen (van den Broek 2021). Bosma et al. lieten verder zien dat vrijwilligers representatief zijn wat betreft migratie-achtergrond vergeleken met alle werkzame personen in Nederland. Op basis van de gegevens zijn echter geen conclusies te trekken over verschillen tussen vrijwilligers in het gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde deel van de sector, of tussen verschillende domeinen. Vrijwilligers die vrouw zijn of non-binair komen vaker voor bij de meegenomen culturele instellingen dan gemiddeld voor andere sectoren (Bosma et al. 2024).
Stagiaires
Volgens onderzoek van Bosma et al. waren in 2023 3964 stagiaires werkzaam in de culturele en creatieve sector – hiervan waren er 704 werkzaam in het gesubsidieerde deel van de culturele en creatieve sector. Net als in de gehele cultuursector, is het aandeel vrouwen onder stagiaires relatief groot. Hierin zit wel een verschil tussen gesubsidieerde instellingen en niet-gesubsidieerde instellingen. Bij gesubsidieerde instellingen is het aandeel mannen namelijk veel kleiner (27 procent in 2023) dan bij niet-gesubsidieerde instellingen (45 procent in 2023). En waar stagiaires met een buiten-Europese migratieachtergrond zijn ondervertegenwoordigd in het niet-gesubsidieerde deel, zijn ze oververtegenwoordigd in het gesubsidieerde deel van de culturele en creatieve sector.
De Beroepspraktijk
Hierboven schetsten we een beeld van een onzekere arbeidsmarkt. Vanuit het perspectief van de Beroepspraktijk willen we meer weten over hoe de arbeidsmarkt wordt ervaren, tegen wat voor uitdagingen werkenden aanlopen en aan welke oplossingen wordt gewerkt. Hoewel er veel onderzoek wordt gedaan naar de arbeidsmarkt en beroepspraktijk, weten we nog minder over de aard van cultureel werk. Wat houdt cultureel werk precies in? Wat doen mensen in de sector? En hoe verandert de beroepspraktijk over de tijd? (Vinken et al. 2023). Ondanks dat er steeds meer onderzoeken zijn naar specifieke beroepsgroepen, denk bijvoorbeeld aan het onderzoek naar AI en vertalers (van Andel 2025) of onderzoek naar muziekfestivalwerk (Swartjes 2024), blijven er veel vragen over de aard van de beroepspraktijk spelen. In samenwerking met Platform ACCT is de Boekmanstichting in 2024 daarom de eerste Communities of Practice (CoP) gestart rondom het thema ‘arbeidsmarkt’. In een CoP komen onderzoekers, beleidsmakers en kunst- en cultuurmakers samen om kennis uit te wisselen en een kennisvraag te formuleren. Hierin komen ook de positie van de zzp’er en hun behoeften naar boven, met een specifieke focus op het thema ‘schijnzelfstandigheid’. In toekomstige updates zullen de bevindingen hieruit uitgebreider worden besproken.
Binnen de sector wordt ook aan oplossingen gewerkt voor de onzekere beroepspraktijk, om zo nieuwe randvoorwaarden voor cultureel werk te scheppen. Hier bespreken we vier thema’s die de afgelopen jaren steeds meer in de aandacht staan: 1) Fair Practice, 2) Fair Pay, 3) basisinkomen en 4) collectieve werkvormen.
Fair Practice
De kwetsbare arbeidsmarktpositie van werkenden in de culturele sector vraagt om een sectorbrede aanpak. In de gehele culturele sector staan een aantal thema’s in de aandacht die onzekerheid terug zouden moeten dringen, die onder de bredere noemer ‘Fair Practice’ vallen. De Fair Practice Code biedt sinds 2017 een kader om duurzaam, eerlijk en transparant ondernemen en werken voor iedereen in deze sector mogelijk te maken (van der Leden 2022). De code is gebaseerd op vijf kernwaarden – solidariteit, duurzaamheid, diversiteit, vertrouwen en transparantie – die zijn vertaald naar concrete richtlijnen en afspraken. Ook vanuit de Europese Commissie is er aandacht voor de beroepspraktijk van kunstenaars: experts hebben verschillende aanbevelingen gedaan om op Europees niveau de werkomstandigheden van kunstenaars te verbeteren, zoals Europese wetgeving voor kunstenaars en een framework voor gelijke arbeidsvoorwaarden (Meissnitzer et al. 2023).
De uitvoering ervan heeft echter nog wat voeten in de aarde. Hoewel de sector aangeeft zich grotendeels te kunnen vinden in de ambities van de Fair Practice Code zijn er kritische geluiden over onder andere de financiële druk die het naleven van de code oplevert, met name voor kleine organisaties. Vanuit de sector klinkt dan ook de nadrukkelijke oproep richting de politiek om substantieel bij te dragen aan het (financieel) mogelijk maken van naleving van de code (van der Leden 2022). Hoewel ze afzonderlijke initiatieven die onderdeel zijn van de Fair Practice Code ondersteunen, delen ook Loots en Witteloostuijn (2022) hun zorgen over de combinatie van initiatieven: “Elk op zich hebben deze initiatieven waarde. Maar de implementatie ervan, zeker tegelijkertijd, komt met een kost. Als die niet voldaan kan worden, is er een aantal gevolgen denkbaar: een meer uitgesproken onderscheid tussen professionele, eerlijk betaalde creatieve werkenden en laagbetaalde mensen die het eerder als hobby doen, hogere toetredingsdrempels, en mogelijk minder vernieuwing”. Er zijn daarmee mogelijk grote gevolgen voor de culturele arbeidsmarkt en wie er werk kan doen in de cultuursector.
Platform ACCT is met samenwerkingspartners het programma fairPACCT gestart om de Fair Practice Code voor de gehele sector te vertalen naar concrete hulpmiddelen voor toepassing in de praktijk. Zij organiseren onder andere ketentafels waarin betrokkenen per deelsector in gesprek gaan om collectieve afspraken te maken. Fase 1 liep in december 2024 af en resulteerde onder andere in adviezen voor tarieven van zzp’ers en/of salarissen van werknemers (zie: Tabellen adviestarieven – fairPACCT). Hiernaast zijn ook andere instrumenten gemaakt door de verschillende ketentafels, zoals een standaardregeling voor secundaire arbeidsvoorwaarden, richtlijnen voor fysieke en sociale veiligheid en aanbevelingen voor contracten (zie: Praktijkinstrumenten – fairPACCT). In fase 2, die loopt van 2025 tot en met 2028, gaan maximaal 9 nieuwe ketentafels van start en gaan de huidige 12 ketentafels door met doorontwikkeling en implementatie/borging van ontwikkelde instrumenten.
Fair Pay
Binnen Fair Practice staat Fair Pay hoog op de agenda. Voormalig staatssecretaris Uslu heeft in Uitgangspunten Cultuursubsidies 2025-2028 aangegeven dat Fair Pay ‘grote prioriteit heeft’ en het uitgangspunt moet zijn voor alle werkenden in de culturele sector. Inmiddels is Fair Pay dan ook niet meer altijd vrijblijvend: cao’s voor een aantal deelsectoren hebben Fair Pay voor een aantal organisaties verplicht gemaakt en Fair Pay is opgenomen in de subsidievoorwaarden voor de BIS (basisinfrastructuur) en meerjarige subsidies via rijksfondsen (Richter 2024).
Fair Pay vraagt om extra financiële ondersteuning. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de
In absolute bedragen zijn de totale meerkosten van Fair Pay verreweg het hoogste bij festivals, muziek, en beeldende kunst en creatieve industrie. Deze drie deelsectoren tellen relatief veel (middel)kleine organisaties die grotendeels op zzp’ers draaien, wat doorgaans leidt tot hoge meerkosten voor eerlijke beloning. De meerkosten concentreren zich grotendeels bij kleine organisaties. Dit komt doordat zij vaker minder bestaanszekerheid hebben, over een krap budget beschikken en mede daardoor met (onderbetaalde) zzp’ers werken (Geukema et al. 2023). Begin 2025 werd onderzoek naar de financiële haalbaarheid van fair pay in de popmuziek uitgebracht, lees hierover ook meer op de pagina Muziek (Berkers et al. 2025).
Op basis van onderzoek van Geukema et al. (2023) maakte voormalig staatssecretaris Uslu 36,4 miljoen euro extra vrij voor Fair Pay. Aanvullend op de genoemde meerkosten bedrag is echter 149 miljoen euro nodig voor indexatie om Fair Pay voor 2025 mogelijk te maken – wat tot op heden niet lijkt te zijn gerealiseerd (Geukema et al. 2023). Zorgen blijven daarom spelen rondom het achterblijven van gemeentelijke indexatie (Richter 2024). Ook op het Platform ACCT evenement van 7 november 2024 werden zorgen uitgesproken over de kosten van Fair Pay. Met name het knelpunt van ‘aanbod versus financiën’ stond onder de aandacht: veel organisaties kunnen de kosten voor Fair Pay niet zelfstandig opbrengen. Met name de gevolgen die dit zou kunnen hebben voor de hoeveelheid en aard van het aanbod is een zorg (Richter 2024).
De komende jaren staan daarom nog steeds in het teken van hoe de sector Fair Pay op duurzame wijze kan realiseren. Zo is er voor BIS-instellingen extra geld beschikbaar gemaakt, maar is eerlijke beloning voor veel kleine organisaties nog altijd niet haalbaar. Dat verzwakt de arbeidsmarktpositie van de gehele culturele sector (Geukema et al. 2023). Bovendien beschikken niet alle delen van de culturele sector over een cao of beloningsrichtlijnen. Platform ACCT ontwikkelt praktijkinstrumenten voor de deelsectors waarin deze richtlijnen ontbreken (Platform ACCT 2023).
Basisinkomen
Naast breder gedeelde maatregelen rondom fair practice zijn er ook initiatieven, zowel in binnen- als buitenland, die zich richten op basisinkomen. In 2023 kwamen de eerste resultaten van een Ierse pilot naar buiten waarin kunstenaars een
Collectieve werkvormen
Het beroep van makers wordt vaak gezien als een individuele – wellicht eenzame- praktijk. Dit beeld is in de afgelopen decennia verder versterkt door de toename in het aantal zelfstandigen in de cultuursector, zoals we hierboven al lieten zien onder het kopje ‘Culturele arbeidsmarkt in cijfers’. Binnen de cultuursector wordt echter ook veel samengewerkt, en zijn er ook werkvormen die het collectief, solidariteit en zorg centraal stellen. In Boekman #137: Samen werken besteedden we aandacht aan collectieve werkvormen.
Onderzoek wijst op het belang van collectieve werkvormen als tegenwicht tegen individueel denken (Alacovska 2019; Butcher 2023). Solidariteit, gedeelde verantwoordelijkheid en risicospreiding staan hierin centraal (Wijngaarden 2023). In Nederland ontstaan steeds vaker samenwerkingsverbanden, coöperaties en Broodfondsen om risico’s te delen en het verdienvermogen te vergroten. Deze vormen van samenwerking helpen om de onzekerheid in de sector te verminderen.
Ook belangenorganisaties en vakbonden zijn van belang in het collectiviseren van werkenden in de culturele sector. 74 procent van de zelfstandige kunstenaars en 73 procent van anderen met een creatief beroep waren in de periode 2019/2023 geen lid van een sectororganisatie, zzp-organisatie (onafhankelijk of binnen een vakbond) of een beroepsorganisatie. Dat is minder vaak dan gemiddeld onder zelfstandig ondernemers in Nederland (ook buiten de culturele sector), waarvan 61 procent lid was van een dergelijke organisatie. De meest genoemde reden om geen lid te zijn van een belangenorganisatie was voor zowel zelfstandige kunstenaars als anderen met een creatief beroep dat ze er nooit serieus over hebben nagedacht (respectievelijk 61 en 72 procent). Onder werknemers zijn kunstenaars en anderen met een creatief beroep minder vaak vakbondslid dan gemiddeld in Nederland, ook met de voornaamste reden dat ze hier nog nooit serieus over hadden nagedacht. Dit percentage is de afgelopen jaren afgenomen, met name onder kunstenaars. Naast dat kunstenaars en andere werknemers minder vaak vakbondslid zijn, zijn ze ook minder vaak tevreden over de belangenvertegenwoordiging door vakbonden dan het totaal aan werknemers in Nederland (CBS 2025b)
Wat willen we nog meer weten?
Hoewel er al veel cijfermatige en kwalitatieve gegevens over de culturele arbeidsmarkt en beroepspraktijk beschikbaar zijn, spelen er ook nog grote vragen. Er zijn vier aandachtspunten voor de doorontwikkeling van gegevens op deze pagina.
Allereerst is het van belang om de invulling en uitvoering van een onderzoeksagenda rondom de arbeidsmarkt vorm te geven (Vinken et al. 2023). Dit loopt deels via het meerjarenplan van Platform ACCT. Hierdoor kunnen definities bijvoorbeeld beter gestroomlijnd worden, en kunnen we wellicht ook beter inzicht geven in de verschillende praktijken die afzonderlijke cultuurdomeinen kenmerken. Dit maakt het ook mogelijk een duidelijker beeld te schetsen van wat de gevolgen per domein zijn wanneer de sector als geheel voor uitdagingen wordt gesteld. Hiervoor zijn ook meer kwalitatieve gegevens nodig over de aard van werk in de grote verscheidenheid aan cultuurdomeinen. De Boekmanstichting zal in samenwerking met Platform ACCT initiatief nemen om deze onderzoeksagenda tot uitvoering te brengen, en zal daarbij partners als de Kunstenbond, de Creatieve Coalitie en het ministerie van OCW betrekken.
Ten tweede is er steeds meer informatie beschikbaar over de achtergrondkenmerken van werkenden in de cultuursector, zoals binnen het onderzoek van Bosma et al. (2024). Hierin blijven echter ook veel vragen spelen –meer kwantitatieve data over sociale klasse en etniciteit ontbreken bijvoorbeeld nog (voor meer informatie over het meten van diversiteit en ontbrekende kennis zie Diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid). Vragen blijven ook spelen rondom de meer impliciete werking van ongelijkheid en discriminatie in de cultuursector, en de kwalitatieve ervaring daarvan. Waarom zijn numerieke verschillen er, hoe worden die ervaren en (mogelijk) tegengegaan in de dagelijkse praktijk?
Ten derde zou er een plek moeten komen waar gegevens over de transitie van onderwijs naar de arbeidsmarkt worden samengebracht. Zoals Loots en Witteloostuijn (2022) vaststellen staat de culturele sector erom bekend dat de transitie van opleiding naar arbeidsmarkt makkelijker is voor sommigen dan voor anderen, wat ook samenhangt met sociaal-demografische kenmerken. Vanuit de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en ROA zijn er gegevens beschikbaar over MBO- en HBO-opleidingen en de doorstroom naar de arbeidsmarkt. In vervolgedities van de Cultuurmonitor diepen we deze gegevens verder uit en kijken we hoe we deze data verder inzichtelijk kunnen maken ten behoeve van de cultuursector.
Ten vierde kan het behulpzaam zijn om verschillende thema’s die domeinoverstijgend spelen, en die ook van invloed zijn op de arbeidsmarkt, beter inzichtelijk te maken. Zo zijn er kwesties als mentale gezondheid en sociale veiligheid die in meerdere domeinen spelen.
Meer weten over het thema Beroepspraktijk?
Bekijk meer data over het thema Beroepspraktijk in het Dashboard van de Cultuurmonitor.
Alle publicaties die de Boekmanstichting zelf over dit thema uitbrengt, zijn te vinden via het online dossier Culturele arbeidsmarkt.
Meer literatuur over het thema Beroepspraktijk is ook te vinden in de Kennisbank van de Boekmanstichting.
Vorige edities van de tekst op deze themapagina kunnen hier gevonden worden:
2021
2022
2023
Bronnen
Figuren
Bosma, M., I. Demir, M. van Engel, M. Gielen en A. Slagman (2024) Diversiteit van personeel, zelfstandigen, toezichthouders en adviseurs in de culturele en creatieve sector : wat is de stand in 2024? Significant APE.
CBS (2022) Omzet en inkomenspositie zzp’ers in culturele sector. Op: www.cbs.nl, 21 juli.
CBS (2025a) Arbeidsmarkt culturele en creatieve sector 2010-2024. Op: www.cbs.nl, 31 januari.
CBS (2025b) Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep. Op: www.cbs.nl, 31 maart.
Bronnen
Alacovska, A. (2019) ‘“Keep hoping, keep going’ : towards a hopeful sociology of creative work’. In: The Sociological Review, jrg. 67, nr. 5, 1118-1136.
Alexander, V.D. (2021) Sociology of the arts: exploring fine and popular forms. 2nd edition.
Been, W. (2025) Entrepreneurial, precarious or leaving altogether? Work trajectories in the creative industries in the Netherlands, Cultural Trends.
Been, W. en M. Keune (2022) Bringing labour market flexibilization under control? Marginal work and collective regulation in the creative industries in the Netherlands, European Journal of Industrial Relations, 30(4).
Been, W., Y. Wijngaarden en E. Loots (2023) Welcome to the inner circle? : earnings and inequality in the creative industries, Cultural Trends, 33(3), 255-272.
Berkers, P., F. Kimenai en T. Calkins (2025) Fair pop pilot : op weg naar fair pay voor liveoptredens. Amsterdam: Platform ACCT.
Bosma, M., I. Demir, M. van Engel, M. Gielen en A. Slagman (2024) Diversiteit van personeel, zelfstandigen, toezichthouders en adviseurs in de culturele en creatieve sector : wat is de stand in 2024? Significant APE.
Brook, O., D. O’Brien en M. Taylor (2021) Inequality talk: how discourse by senior men reinforce exclusions from creative occupations. European Journal of Cultural Studies, 24(2), 498-513.
Brook, S. (2015) Creative vocations and cultural value. In K. Oakley & J. O’Connor (Eds.), The Routledge Companion to the Cultural Industries (pp.312-320). Routledge: London.
Butcher, T. (2023) Creative work beyond precarity : learning to work together Routledge.
Caves, R.E. (2000) Creative industries : contracts between art and commerce. Harvard University Press: London.
CBS (2021) ‘Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep, 2021’. Op: www.cbs.nl, 6 oktober.
CBS (2023) ‘Arbeidsmarkt culturele en creatieve sector 2010-2023Q3’. Op: www.cbs.nl, 18 december.
CBS (2025) Monitor Kunstenaars en andere werkenden met een creatief beroep. Op: www.cbs.nl, 31 maart.
De Wit et al. (2023) Verkenning discriminatie en racisme in sport en cultuur. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
Ellmeier, A. (2003) Cultural entrepreneurialism : on the changing relationship between the arts, culture and employment. International journal of cultural policy, 9(1), 3-16.
Eurostat (2023) Culture Statistics. Luxemburg: Eurostat.
Geukema, R., R. Goudriaan, N. Blaker en H. Vinken (2023) Fair Pay dichterbij : meerkosten van Fair Pay in de culturele sector SiRM: Utrecht.
Goudriaan, R. et al. (2021) Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund: effecten van de coronacrisis in de culturele sector. Amsterdam/Utrecht/Den Haag: Boekmanstichting/SiRM/Significant APE.
Haynes, J. en L. Marshall (2018) Reluctant entrepreneurs: musicians and entrepreneurship in the ‘new’ music industry. The British Journal of Sociology, 69(2), 459-482.
Hesmondhalgh, D. en S. Bakers (2011) Creative labour : media work in three cultural industries. Routledge.
Hirsch, P.M. (1972) Processing fads and fashions : an organization-set analysis of cultural industry systems. American Journal of Sociology, 77(4), 639-659.
Jong, J. de, J. Kolsteeg en N. Schram (2021) “Kunstenaars stoppen niet”…..maar de positie van veel culturele zzp’ers is wel precair : onderzoek naar de beroepspraktijk en biotoop van zelfstandige kunstdocenten en artistiek begeleiders. Utrecht: LKCA.
Leden, J. van der (2022) ‘De Fair Practice Code: stevig op de agenda, maar nog veel werk aan de winkel’. In: Boekman Extra, jrg. 2022, nr. 37, 1-13.
Loots, E. en A. Witteloostuijn (2022) Inkomens en verdienvermogen in creatieve sectoren. Erasmus University Rotterdam, VU.
Marčeta, P., W. Been en M. Keune (2023) Turning post-materialism on its head: selfexpression, autonomy and precarity at work in the creative industries, Cultural Trends, 33(5), 600-623.
Martin, N. en A. Frenette (2017) Lost in transition : college resources and the unequal early-career trajectories of arts alumni. American Behavioral Scientist, 61(12), 1487-1509.
Meissnitzer, H. et al. (2023) The Status and Working Conditions of Artists and Cultural and Creative Professionals. Report of the OMC Working Group of Member States’ Experts. Luxemburg: Publications Office of the European Union.
Raad voor Cultuur (2024) Toegang tot cultuur. Op weg naar een nieuw bestel in 2029. Den Haag: Raad voor Cultuur.
Randle, K., C. Forson en M. Calveley (2015) Towards a Bourdieusian analysis of the social composition of the UK film and television workforce. Work, Employment and Society, 29(4), 590-606.
Rasterrhof, C. en B. Schrijen (2020) Hoe precair is het werk in de cultuursector? In gesprek met kunst- en cultuurfilosoof Thijs Lijster. Op: www.boekman.nl, 27 mei.
Richter et al. (2024) Van schatbare waarde : Fair pay in de lokale creatieve en culturele sector.
Rutten, P., W. Manshanden en F. Visser (2024) Monitor Creatieve Industrie 2023. Hilversum: Media Perspectives.
Saha, A. (2018) Race and the cultural industries. John Wiley & Sons.
Stokes, A. (2021) Masters of none? : how cultural workers use reframing to achieve legitimacy in portfolio careers, Work, Employment and Society, 35(2), 350-368.
Swartjes, B. (2024) Making (a) difference : a sociological account of music festival work and production. Erasmus University Rotterdam.
Throsby, D. (2008) concentric circles model of the cultural industries, Cultural Trends, 17(3), 147-164.
Van Andel, F. (2025) Positie van literair vertalers. Op: www.boekman.nl, 4 februari.
Van Assche, A., en R. Laermans (2022) Living up to a bohemian work ethic : balancing autonomy and risk in the symbolic economy of the performing arts. Poetics, 93.
Van den Broek, A. (2021) Wat hebben mensen met cultuur? Culturele betrokkenheid in de jaren tien. SCP: Den Haag.
Van der Leden, J. (2024) Vrijwilligers in de culturele sector. Boekman Extra 45.
Vinken, H., B. Broers en H. Mariën (2023) Arbeidsmarktpositie van zzp’ers in de culturele en creatieve sector : een verkenning van bestaande cijfers en overzicht van witte vlekken. HTH Research.
Vos, S. (2024) Zelfstandig ondernemen in de culturele sector: een (gedwongen) keuze? Kunstloc Brabant.
Wijngaarden, Y. (2023) Eenzame kunstenaar : samenwerken en samen werken in de creatieve industrie. Boekman 137.
Wijngaarden, Y. (2024) Creative work beyond precarity: learning to work together, the Journal of Arts Management, Law and Society.
Wijngaarden, Y., P. Berkers, F. Kimenai en R. Everts (2024) Basic income, post-precarious outcome? : how creative workers perceive participating in an experiment with basic income, Cultural Trends.
Verantwoording tekst en beeld
Redactie: Eerdere versies van deze pagina zijn geschreven door Rogier Brom en Felicia van Andel. De huidige versie van deze pagina is meegelezen door Jet Parênt (Platform ACCT), Maartje Goedhart en Jan-Jaap Knol (Boekmanstichting).
Beeld: Kunstenaar: Nikè Marchand / Fotograaf: Ebru Aydin.