Cultuur en participatie

Thema

Op deze pagina brengen we ontwikkelingen in cultuurparticipatie in kaart door middel van cijfers en eerder onderzoek. Wat doen Nederlanders in hun vrije tijd aan kunst en cultuur, hoe is cultuurparticipatie over de bevolking verdeeld en zien we verschillen tussen provincies in cultuurbezoek en beoefening? We kijken naar vier dimensies (bezoek, beoefening, consumptie en ondersteuning) en brengen per dimensie ontwikkelingen en verdelingen over de Nederlandse bevolking in kaart.  

Samenvatting

Het participeren in kunst en cultuur is een belangrijke bron van vrijetijdsbesteding voor veel Nederlanders. In 2023 werden ten minste 140,3 miljoen bezoeken gebracht aan cultuur – wat hoogstwaarschijnlijk een onderschatting is van het werkelijke aantal. Niet voor alle domeinen zijn de aantallen bezoekers weer op het niveau van voor corona: alleen de aantallen bezoeken voor de podiumkunsten stijgen in 2023 boven die van 2019 uit. Ook beoefende 64 procent van de Nederlanders in 2022 op jaarbasis wel eens een vorm van kunst of cultuur en ligt het aandeel Nederlanders dat cultuur consumeert (bijvoorbeeld lezen, films kijken of muziek luisteren) nog veel hoger.  

Participatie in cultuur is niet gelijk over de bevolking verdeeld. Zo is het bereik voor cultuurbezoek het hoogst onder jongere leeftijdscategorieën, HBO- en WO-opgeleiden en hogere inkomenscategorieën. Niet voor alle groepen is de terugkeer naar cultuur na corona even sterk: zo is het aandeel van cultuurbezoekers voor mensen met een LBO, VMBO of geen opleiding nog niet op het niveau van voor corona. Jongere mensen, vrouwen en HBO- en WO-opgeleiden doen vaker aan cultuurbeoefening in hun vrije tijd.  

Ook verschilt de mate waarin kunst en cultuur wordt bezocht, beoefent en ondersteunt per provincie. Zo worden Noord- en Zuid-Holland veelvuldig bezocht en is het aandeel van de bevolking dat cultuur ondersteunt (bijvoorbeeld door middel van donaties en vrijwilligerswerk) in Zeeland, Drenthe en Friesland het hoogst.  

Inleiding en overzicht

Op deze pagina brengen we ontwikkelingen in cultuurparticipatie in kaart. Wat doen Nederlanders in hun vrije tijd aan kunst en cultuur, hoe is cultuurparticipatie over de bevolking verdeeld en zien we verschillen tussen provincies in cultuurbezoek en beoefening? We delen cultuurparticipatie op in 4 dimensies:  

  1. Kunst- en cultuurbezoek 
  1. Kunst- en cultuurbeoefening 
  1. De consumptie van kunst en cultuur (bijvoorbeeld het kijken van films) 
  1. De ondersteuning van kunst en cultuur (bijvoorbeeld vrijwilligerswerk en donatie) 

Per dimensie omschrijven we in ieder geval twee onderwerpen: 1) ontwikkelingen over de tijd en 2) participatie naar persoonskenmerken. Voor bezoek, beoefening en ondersteuning omschrijven we ook verschillen in participatie per provincie en waar mogelijk maken we ook onderscheid tussen verschillende domeinen uit de Cultuurmonitor. Daarnaast bespreken we per dimensie ook onderwerpen die met name voor die dimensie relevant zijn. Zo brengen we voor cultuurbezoek doelgroepmodellen onder de aandacht en bespreken we voor beoefening ontwikkelingen binnen amateurkunstverenigingen.  

Er zijn drie belangrijke bronnen voor cijfers over kunst- en cultuurparticipatie waar we voor deze pagina voornamelijk uit putten: 1) de Vrijetijdsomnibus (VTO) – een tweejaarlijks vragenlijstonderzoek naar de vrijetijdsbesteding van Nederlanders van 6 jaar en ouder dat in opdracht van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt uitgevoerd door het CBS, de Boekmanstichting en het Mulier Instituut, 2) cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over bezoekersaantallen van musea en podiumkunsten en 3) cijfers van brancheverenigingen over bezoekersaantallen van bijvoorbeeld bioscopen en filmtheaters (NVBF) en openbare bibliotheken (KB). De VTO-cijfers bieden grootschalig inzicht in het aandeel van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder dat cultuur bezoekt, beoefent, consumeert en ondersteunt – óók verdeeld naar persoonskenmerken. De laatste cijfers komen uit 2022. Een update wordt verwacht in het najaar van 2025. Door middel van de CBS-cijfers, waarvan de laatste cijfers over 2023 gaan, kunnen we daarnaast laten zien hoeveel bezoeken er plaatsvinden binnen verschillende domeinen. Waar de VTO dus iets zegt over de bezoeker, geven de CBS cijfers inzicht in de bezoeken. Voor sommige dimensies van cultuurparticipatie zijn ook nog andere databronnen van belang, zoals de Monitor Amateurkunst van het LKCA voor kunst- en cultuurbeoefening.  

Cultuurparticipatie in beleidscontext

Om de cijfers die we op deze pagina omschrijven beter in context te kunnen plaatsen, is het van belang om kort inzichtelijk te maken hoe cultuurparticipatie een plek heeft in landelijk en regionaal cultuurbeleid. Gezien de waarden die worden gehecht aan het participeren in cultuur, zoals we die hieronder verder omschrijven, is een van de belangrijkste doelen van cultuurbeleid “het bereiken van zoveel mogelijk mensen: cultuur van en voor iedereen” (OCW 2024). Dit doel is onder andere opgenomen in de Wet op het specifiek cultuurbeleid. Op Rijksniveau is het Fonds voor Cultuurparticipatie verantwoordelijk gesteld voor het bevorderen van de toegankelijkheid van cultuur.  

Ook op regionaal beleidsniveau worden de waarden en het belang van het vergroten van cultuurbereik onderstreept – veel voorzieningen voor cultuur worden immers op gemeentelijk niveau gestimuleerd en gesubsidieerd (zie bijvoorbeeld de pagina’s Geldstromen of Cultuur in de regio). In januari 2024 werd bijvoorbeeld Samen cultuur borgen : propositie van gemeenten uitgebracht, met als uitgangspunt om “cultuur voor alle inwoners toegankelijk bereikbaar en aantrekkelijk te houden”. In deze propositie omschrijft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wat gemeenten daarvoor zouden moeten doen én wat zij nodig hebben om dit waar te maken.  

In verschillende (beleids)rapporten wordt er enerzijds gericht op de waarde van cultuur voor individu en samenleving en anderzijds op het vergroten van de toegankelijkheid en het bereik van cultuur (Engelshoven 2019; Uslu 2023). In het advies Toegang tot cultuur van de Raad voor Cultuur, dat werd uitgebracht in 2024 en een voorstel doet voor een herziening van het subsidiestelsel, werden de waarden van cultuur en toegankelijkheid nadrukkelijk met elkaar verbonden. Hierin werd de waarde van cultuur, op basis van eerder onderzoek, samengevat in drie categorieën: 

  1. De intrinsieke waarde: gaat met name in op betekenisgeving. Kunst en cultuur hebben “een bepaalde mentale uitwerking. Publiek wordt er bijvoorbeeld door ontroerd, geschokt, geamuseerd of intellectueel getroffen”.  
  1. De maatschappelijke waarde: het participeren in kunst en cultuur kan positieve effecten hebben op mentale en fysieke gezondheid, bevordert burgerschap, democratie en sociale cohesie, gemeenschappelijke identiteiten en het verkennen van identiteit. Ook kan het bijdragen aan sociaal-maatschappelijke vraagstukken zoals de bestrijding van eenzaamheid. 
  1. De economische waarde: gaat over de directe en indirecte bijdrage van de sector aan het bruto binnenlands product, of de financiële impuls voor een stad en het bredere vestigingsklimaat.

Bezoek

Ontwikkelingen in kunst- en cultuurbezoek

Het bezoeken van kunst- en cultuur is een belangrijke vorm van vrijetijdsbesteding voor veel Nederlanders. Zo bezochten in 2022 9 op de 10 Nederlanders jaarlijks minimaal één keer een culturele activiteit (Swartjes en de Hoog 2024). Tellen we de aantallen van verschillende domeinen waarvoor CBS- cijfers beschikbaar zijn bij elkaar op, dan zien we dat er in 2023 140,3 miljoen bezoeken werden gebracht aan kunst en cultuur – waar in 2019 in totaal nog 154,2 miljoen bezoeken plaatsvonden. Uit het Nederlands Vrijetijdsonderzoek – een onderzoek onder 28.145 respondenten – bleek dat tussen november 2022 en november 2023 131 miljoen bezoeken plaatsvonden aan cultuur (Hove & Krosse 2024). Hieronder vielen bezoeken aan bioscopen en filmhuizen, musea/kunsthallen/tentoonstellingen/galerieën, historische bezienswaardigheden, concerten/muziekshows en theater/voorstelling/musical. Hiermee staat cultuur volgens dit onderzoek op de zesde plek van alle vrijetijdsactiviteiten: op nummer 1 stonden routegebonden activiteiten (zoals wandelen en fietsen), gevolgd door uitgaan (448 miljoen), ontspannen (189 miljoen), winkelen voor plezier (163 miljoen) en het bezoek van evenementen (141 miljoen).

Naast dat deze aantallen sterk verschillen per domein, zijn de CBS-cijfers vrijwel zeker een onderschatting van de bezoeken die mensen daadwerkelijk brengen aan kunst en cultuur. Er zijn bijvoorbeeld geen openbare en landelijk vergelijkbare cijfers over het aantal bezoeken aan festivals, erfgoedbezoeken buiten musea en bezoeken op minder geformaliseerde locaties van kunst en cultuur. In de komende editie van de VTO, die uitkomt in het najaar van 2025, isook een vraag over de cultuurlocaties die men bezoekt meegenomen. Zo kunnen we meer inzicht bieden in de aandelen bezoekers aan andere dan gevestigde culturele instellingen.  

Aantallen in miljoenen. Bron: CBS 2025a, CBS 2024, KB & CBS 2024, NVBF 2023

Ontwikkelingen per domein

Het bezoeken van cultuur is anders ingericht per domein: op de verschillende domeinpagina’s omschrijven we ontwikkelingen in cultuurbezoek binnen domeinen in meer detail . Op deze pagina kijken we vooral naar verschillen tussen domeinen. Binnen alle domeinen waarvoor landelijke data beschikbaar zijn zien we een sterke dip in het aantal bezoeken gedurende de coronajaren. In 2023 – het laatste jaar met beschikbare cijfers – zijn de aantallen bezoeken nog niet voor alle domeinen op het niveau van 2019. Alleen voor de podiumkunsten geldt dat het aantal bezoeken in 2023 (20,4 miljoen) het niveau van 2019 (19,3 miljoen) overstijgt – wat met name te wijten valt aan een toename in het aantal bezoeken aan popmuziekvoorstellingen (zie pagina Podiumkunsten en Muziek). Voor de andere domeinen zit het aantal bezoeken in 2023 nog onder het niveau van 2019. Voor bioscopen is dit verschil het grootst met 17,7 procent minder bezoeken in 2023 dan in 2019. Voor bibliotheken (9,3 procent) en musea (6,9 procent) is het verschil tussen 2019 en 2023 kleiner.  

Ondanks verschillen tussen domeinen in aantallen bezoekers na de coronacrisis, blijven de domeinen in een soortgelijke verhouding tot elkaar staan. In 2023 werden bibliotheken het vaakst bezocht, gevolgd door musea en bioscopen of filmtheaters en tot slot podiumkunsten. Dat de verschillen in aantallen bezoeken tussen domeinen groot zijn is niet per se vreemd of toe te schrijven aan hoe ‘goed’ een domein het doet. Aantallen bezoeken zijn namelijk ook afhankelijk van de manier waarop verschillende vormen van cultuur worden bezocht, de capaciteit van zalen, het aantal activiteiten, entree- en ticketkosten, openingstijden, de manier waarop een domein is georganiseerd (bijvoorbeeld of én hoe het gesubsidieerd wordt) en zijn bovendien afhankelijk van de verscheidenheid aan uitdagingen waar werkenden in verschillende domeinen tegenaan lopen bij het organiseren van activiteiten. Een bibliotheek vervult bijvoorbeeld een zeer brede functie – het uitlenen van boeken maar ook het organiseren van activiteiten. Daarmee hoeft een bibliotheek niet altijd langdurig bezocht te worden. Dit is anders voor de andere domeinen: een film of een theatervoorstelling duurt bijvoorbeeld langer en er moet vaak een ticket voor worden gekocht – als gevolg daarvan zullen deze domeinen in verhouding ook lagere aantallen bezoeken hebben. Dat verschillende vormen van cultuur op verschillende manieren worden bezocht zie je ook terug in de verschillen in bezoekfrequentie per domein: waar een bibliotheek in 2022 bijvoorbeeld gemiddeld 11,7 keer per jaar werd bezocht, is de bezoekfrequentie voor de andere domeinen gemiddeld lager. 

Het is daarom ook nodig om aantallen bezoeken te zien in het licht van de gevestigde infrastructuur en het aanbod van activiteiten van organisaties. In onderstaande figuren laten we 1) het aantal vestigingen en organisaties per domein zien en 2) het aantal georganiseerde activiteiten per domein. Het aantal vestigingen en servicepunten voor bibliotheken is in alle jaren steevast het hoogst – alsook het aantal activiteiten dat in die bibliotheken wordt georganiseerd. Het aantal activiteiten dat wordt georganiseerd in bibliotheken is in de afgelopen jaren ook gestaag toegenomen. Dit bevestigt de multifunctionele rol die bibliotheken steeds meer zijn gaan spelen (zie domein Letteren). Na bibliotheken en servicepunten, hebben musea de meeste vestigingen. Gevolgd door podiumkunsten en bioscopen en filmtheaters.  

Aantal. Bron: CBS 2025a, CBS 2024, KB & CBS 2024, NVBF 2023
Aantal. Bron: CBS 2025a, CBS 2024, KB & CBS 2024

Kunst- en cultuurbezoek naar persoonskenmerken

Het bezoeken van kunst en cultuur is ongelijk verdeeld over de bevolking (zie Swartjes & de Hoog 2024 voor de Nederlandse context en Ateca-Amestoy et al. 2023 in de Verenigde Staten). Het aandeel cultuurbezoekers verschilt het meest als we kijken naar leeftijd, opleidingsniveau en inkomen, zo bleek ook al uit eerdere edities van de VTO (zie Jaarrapportage 2021). Dit wil zeggen dat het bereik voor cultuurbezoek het grootst is onder jongeren, mensen die HBO- of WO- afgestudeerd zijn of die in de hoogste inkomenscategorie vallen. Hoe de verdeling van bezoekers eruitziet naar persoonskenmerken verschilt ook sterk per domein. Op de pagina Cultuur en participatie van 2024 omschrijven we aandelen cultuurbezoekers naar persoonskenmerken per domein, namelijk voor Podiumkunsten, Beeldende Kunst, Film, Letteren en Erfgoed.  

Aandeel. Bron: VTO 2022.
Aandeel. Bron: VTO 2022.
Aandeel. Bron: VTO 2022.

Bestaande sociale verschillen in cultuurbezoek namen tijdens de coronapandemie verder toe (Goedhart et al., 2021). Terwijl het bezoeken van cultuur voor alle groepen een daling vertoonde in 2020, was deze daling het sterkst voor groepen waarbinnen het bezoeken van cultuur over de jaren heen al relatief minder vaak voorkomt. Zo was het verschil in aandeel cultuurbezoek tussen de laagste en hoogste opleidingscategorie in 2018 22 procentpunt, in 2020 39 procentpunt en veerde dit verschil in 2022 terug naar 26 procentpunt. Vergelijkbare effecten werden zichtbaar voor verschillen in leeftijd, gezinsinkomen, herkomst en (lichamelijke) beperkingen.  

Omdat niet iedereen even vaak kunst en cultuur bezoekt, worden er in verschillende sectoren initiatieven georganiseerd om cultuur beter toegankelijk en bereikbaar te maken. Op de pagina Diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid omschrijven we in meer detail hoe er met toegankelijkheid wordt omgegaan in de gehele culturele sector. Op afzonderlijke domeinpagina’s, waaronder bijvoorbeeld die van Muziek en Beeldende kunst, bespreken we ook hoe er met toegankelijkheid voor cultuurbezoekers wordt omgegaan in verschillende domeinen.  

Publieksdata en doelgroepmodellen

Culturele instellingen willen inzicht krijgen in hun (potentiële) publiek: wie bezoekt hun aanbod en wie niet? Wat doen Nederlanders in hun vrije tijd? De Boekmanstichting draagt bij met cultuurpeilingen als de VTO, maar deze bieden geen inzicht in verschillen naar leefstijlen en smaakvoorkeuren. Publieksdata en doelgroepmodellen spelen daarom een steeds grotere rol in het cultuurbeleid, zowel bij culturele instellingen als overheden. Doelgroepmodellen nemen bijvoorbeeld naast persoonskenmerken als leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en inkomen, ook kenmerken als levensfases, persoonstyperingen (introvert of extravert) of (culturele) interesses en gedrag mee. Op basis hiervan wordt getracht gedrag te voorspellen. Voorbeelden van veelgebruikte doelgroepmodellen zijn het Culturele Doelgroepenmodel van Rotterdam Festivals, Mentality van Motivaction en de Leefstijlvinder van MarketResponse.  

Weide wijst in zijn onderzoek ‘Schets van toekomstige samenwerking in het delen van publieksdata in de cultuursector’(2022) op de noodzaak van onafhankelijke regie over publieksgegevens. Idealiter is er één overkoepelende partij die landelijk en lokaal de afstemming beheert. Zo werd in 2022 de Taskforce Publieksdata opgericht, onder leiding van DEN Kennisinstituut cultuur & digitale transformatie en gefinancierd door het Ministerie van OCW (looptijd t/m 2024). De Taskforce bestond uit zeven culturele instellingen waaronder Cineville, CJP en Rotterdam Festivals, en had als doel om kennisdeling en samenwerking rondom publieksdata te bevorderen. Projecten die hieruit voortkwamen richtten zich onder andere op standaardisatie van termen, richtlijnen voor datagebruik en het stimuleren van samenwerking tussen culturele instellingen.  

Daarnaast zijn er sectorale initiatieven die de krachten bundelen. Een voorbeeld hiervan is het Digitaal Informatieplatform Podiumkunsten (DIP), dat met de Publieksmonitor culturele instellingen helpt om inzicht te krijgen in bezoekersgegevens en marktontwikkelingen. DIP biedt daarmee een belangrijke infrastructuur voor het delen en analyseren van publieksdata in het domein podiumkunsten.  

Kunst- en cultuurbezoek per provincie

In het Dashboard van de cultuurmonitor kan cultuurbezoek in verschillende domeinen per provincie worden bekeken. Op de themapagina Cultuur in de regio omschrijven we uitgebreider hoe cultuuraanbod en bezoek over verschillende provincies is verdeeld. In de bezoekcijfers per provincie is te zien dat er met name hoge bezoekersaantallen zijn in de provincies Noord- en Zuid-Holland: voor alle domeinen zijn de aantallen bezoeken in deze provincies het hoogst. Noord-Brabant en Gelderland, twee provincies die ook veel inwoners hebben, nemen respectievelijk een derde en vierde plek in wat betreft aantallen bezoekers aan bibliotheken. Voor het aantal bezoeken aan films en podiumkunsten blijkt Noord-Brabant eveneens veelvuldig bezocht, en voor musea staat Gelderland op een derde plek. Deze aantallen bezoeken moeten ook in verhouding met het aantal inwoners en aanbod in de verschillende provincies worden bekeken. Er zijn verschillende regionale monitors, waaronder voor Brabant, Zeeland en Gelderland die hier verdere invulling aan geven en die daarom meer inzicht geven in cultuuraanbod en bereik in de betreffende provincies in vergelijking met de andere provincies in Nederland. 

Aantallen bezoek. Bron: CBS 2025a, CBS 2024, KB & CBS 2024, NVBF 2023

Online bezoek

Gedurende de coronajaren stond online bezoek veelvuldig in de aandacht (van der Meulen 2021). Ook in de VTO zijn vragen meegenomen over online cultuurbezoek- en deelname op het gebied van voorstellingen en uitvoeringen, musea en beeldende kunst. In alle vormen van online bezoek is een lichte toename te zien van 2020 op 2022. Hoe dit zich na 2022 ontwikkeld heeft, zeker gezien een sterke afname in online programmering bijvoorbeeld bij poppodia, moet nog blijken (Dee et al. 2022). Uit de VTO cijfers bleek dat het bezoeken van online voorstellingen of uitvoeringen redelijk gelijk over de bevolking is verdeeld (voor meer informatie zie Cultuur en participatie).  

Aandeel. Bron: VTO 2022.

Beoefening

Ontwikkelingen in kunst- en cultuurbeoefening

Het zelf beoefenen van kunst- en cultuur is een belangrijke vorm van vrijetijdsbesteding voor veel mensen. Volgens cijfers uit de laatste editie van de VTO in 2022 beoefende 64 procent van de Nederlanders van 6 jaar en ouder weleens een vorm van kunst of cultuur, of erfgoed. Kunstbeoefening (zonder erfgoedbeoefening) wordt gedaan door 55 procent van de Nederlanders. Er verschijnen steeds meer onderzoeken naar de waarde van actieve cultuurparticipatie, met name op het gebied van welzijn en zorg. Een studie die al deze onderzoeken samennam, kwam uit op effecten van cultuurbeoefening op drie niveaus: 1) fysiek en mentaal welzijn (bijvoorbeeld pijn, stress en angst), 2) sociaal en maatschappelijk niveau (emotionele erkenning, zelfvertrouwen, verbondenheid) en 3) cognitief functioneren (met name preventieve werking) (Veldman et al. 2023).   

% van Nederlanders van 6 jaar en ouder

Opvallend uit de cijfers van de VTO is dat de meeste vormen van zowel kunst- als cultuurbeoefening ongeveer gelijk blijven over de jaren vanaf de eerste meting in 2012. Uit de Kennissynthese cultuurbeoefening bleek ook dat het aandeel van de bevolking dat kunst- of cultuur beoefent stabiel is. Wel nam gedurende de coronaperiode de beoefening van meer sociale kunstvormen, zoals zingen, af en de beoefening van meer individuele vormen juist toe (Goossens et al. 2024; Swartjes en de Hoog 2024). Volgens VTO cijfers is dit in 2022 weer bijgetrokken.  

36 procent van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder doet niet aan kunst- en cultuurbeoefening, voor alleen kunstbeoefening bedraagt dit aandeel zelfs 45 procent. In de Monitor Amateurkunst uit 2023 werd gevraagd naar redenen waarom men niet beoefent. De drie meest voorkomende redenen waren: 1) een gebrek aan interesse of belangstelling en voorkeur voor andere vrijetijdsactiviteiten, 2) een gebrek aan tijd en 3) ontberen van talent of niet creatief zijn.   

Kunst- en cultuurbeoefening naar persoonskenmerken

Kunst- en cultuurbeoefening in de vrije tijd wordt het meest gedaan door jongere mensen (onder de 19), vrouwen en mensen die HBO/WO- afgestudeerd zijn. Mensen die zijn geboren in een top-5 land blijken relatief minder te doen aan kunst- en cultuurbeoefening in de vrije tijd – in ieder geval waar het de vormen die worden meegenomen in de VTO betreft. Verschillende onderzoeken laten zien dat stimulans van ouders belangrijk is voor cultuurbeoefening – met name het opleidingsniveau van ouders draagt hieraan bij (Goossens et al. 2024). 

  

Aandeel. Bron: VTO 2022
Aandeel. Bron: VTO 2022
Aandeel. Bron: VTO 2022

De verdeling van kunst- en cultuurbeoefening over de Nederlandse bevolking staat onder de aandacht, met name door de meermaals aangetoonde positieve werking van cultuurparticipatie – en cultuurbeoefening (Goossens et al. 2024). In de Bestuurlijke afspraken cultuurbeoefening 2025–2028, ondertekend door de minister van OCW, vertegenwoordigers van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) wordt benadrukt dat alle Nederlandse inwoners cultuur en erfgoed moeten kunnen beoefenen. Bovendien wordt er hierbij belang gehecht aan een breder cultuurbegrip, want er moet “ruimte zijn voor een breed scala aan culturele expressies, van gevestigde vormen van cultuurbeoefening tot nieuwe vormen van kunst en creativiteit”. Monitoring vangt met name gevestigde vormen van kunst- en cultuurbeoefening – inzicht in cultuurvormen die nog niet in monitors (kunnen) worden meegenomen komt vooral uit meer theorievormend onderzoek (Goossens et al. 2024).  

Kunst- en cultuurbeoefening per provincie

Data vanuit het LISS panel maakt het aandeel cultuurbeoefenaars per provincie inzichtelijk. Deze data wijkt enigszins af van de bevraging in de VTO en focust zich met name op drie categorieën binnen de podiumkunsten en een categorie binnen beeldende kunst. Binnen alle provincies blijken de aandelen beoefenaars onder de categorie ‘Beeldende Kunst’ het grootst in 2022. De aandelen beoefenaars voor verschillende vormen van podiumkunsten verschillen per provincie.  

Aandeel beoefenaars. Bron: Centerdata

Begeleiding voor kunst- en cultuurbeoefening

Kunst- en cultuurbeoefening wordt begeleid door een groot aantal ‘aanbieders’, zowel binnen- als buitenschools (Goossens et al. 2024). Omdat het op deze pagina gaat over beoefening in de vrije tijd, focussen we hier op bevindingen met betrekking tot buitenschools aanbod. Volgens de laatste editie van de Verenigingsmonitor uit 2024 waren er meer dan 10.000 amateurkunstverenigingen in Nederland. In deze monitor wordt onderzoek gedaan naar verenigingen of stichtingen die mensen laten samenkomen om in hun vrije tijd kunstzinnig, creatief of muzikaal actief te zijn. 73 procent van de verenigingen focuste met name op muziek (instrumentaal & zang) in hun aanbod. Daarna volgen toneel (17 procent) en dans (5 procent). Opvallend is het grote aandeel verenigingen in Noord-Brabant in vergelijking met andere provincies.   

Aandeel. Bron: Verenigingsmonitor 2024
Aandeel. Bron: Verenigingsmonitor 2024

Het belangrijkste knelpunt van verenigingen blijken ledenaanwas en vergrijzing te zijn (Goossens et al. 2024). Hoewel er zorgen zijn omtrent de veroudering van leden, neemt het aandeel verenigingen waarbij de gemiddelde leeftijd lager wordt sinds 2018 toe (Neele 2024). Ook daalt het aantal muziekscholen en centra voor kunsten de afgelopen jaren – onder andere door cultuurbezuinigingen-  en neemt het aantal zzp’ers toe (Goossens et al. 2024). In de Bestuurlijke afspraken cultuurbeoefening 2025–2028 wordt ook genoemd dat er sterke verschillen zijn tussen en binnen regio’s in de mogelijkheden voor cultuurbeoefening, waar de komende jaren aandacht aan wordt besteed, maar het is onduidelijk waar deze constatering op is gebaseerd.   

Consumptie

Ontwikkelingen in kunst- en cultuurconsumptie

Onder het consumeren van kunst en cultuur vallen vormen die zelfstandig of in groepen bekeken, gespeeld, gelezen of geluisterd kunnen worden. Binnen de VTO wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen: 1) lezen, 2) muziek luisteren, 3) films of documentaires kijken en 4) gamen. Wat het meest opvalt is dat grote aandelen van de bevolking wel eens muziek luisteren, films kijken of een boek lezen – namelijk tussen de 78 procent voor het jaarlijks lezen van een boek en 89 procent voor het kijken van een film op jaarbasis. Gamen wordt door meer dan de helft van de Nederlandse bevolking op jaarbasis wel eens gedaan. Dat dit een lager aandeel is dan andere vormen van consumptie komt waarschijnlijk onder andere doordat gamen over het algemeen een actievere vorm van consumptie is dan de andere vormen. Dit zegt bovendien niets over de frequentie: 21 procent van de bevolking gamede in 2022 op dagelijkse basis, tegen 14 procent die op dagelijkse basis een boek las.  

Aandeel van bevolking. Bron: VTO 2022
Frequentie. Bron: VTO 2022

Voor alle vormen van cultuurconsumptie is digitale transformatie een relevant onderwerp. Meer dan de andere vormen van cultuurparticipatie – aangezien bezoek en beoefening over het algemeen nog steeds vaak fysiek plaatsvinden- vindt cultuurconsumptie óók of voornamelijk via digitale middelen plaats. Denk voor het luisteren van muziek en het kijken van films bijvoorbeeld aan de rol van streamingsdiensten, voor het lezen van boeken aan e-books en luisterboeken en Games is als op zichzelf staand domein een koploper binnen vraagstukken rondom digitale transformatie. Hoewel streamingsdiensten voor muziek een steeds belangrijke rol innemen – 37 procent van de muziekluisteraars gaven in 2022 aan dagelijks gebruik te maken van streamingsdiensten – laten VTO cijfers zien dat andere vormen van luisteren nog steeds van groot belang zijn. 53 procent van de Nederlanders luisterde in 2022 bijvoorbeeld dagelijks naar (online) radio (Swartjes en de Hoog 2024). Films en series worden massaal bekeken via streamingsdiensten – wat ten koste zou kunnen gaan van het fysieke bioscoopbezoek (zie domeinpagina Audiovisueel). Voor boeken geldt dat de gedrukte vorm nog steeds favoriet is (73 procent), maar digitale varianten winnen aan terrein: in 2022 las 28 procent van de Nederlanders een e-boek en luisterde 15 procent naar een luisterboek.  

Kunst- en cultuurconsumptie naar persoonskenmerken

Het percentage Nederlanders dat cultuur consumeert, verschilt sterk per soort culturele activiteit. Zo zijn het luisteren van muziek en kijken van films breed gedragen vormen van cultuurconsumptie, en zijn er voor lezen en gamen duidelijkere verschillen waar te nemen. We bespreken de verschillende vormen van consumptie hieronder daarom apart.  

Uit de VTO-cijfers van 2022 bleek dat lezen vooral populair is onder vrouwen, jongeren, hoger opgeleiden en mensen met een hoger inkomen. Jongeren lezen het meest: 97-98 procent van de 6- tot 11-jarigen leest in alle meetjaren jaarlijks een boek (Swartjes en de Hoog 2024). Toch betekent dit niet dat hun leesvaardigheid goed is. Uit leesonderzoek van KVB Boekwerk blijkt bijvoorbeeld dat  hoe ouder men is, hoe frequenter men leest (KVB Boekwerk 2022d, 2022e, 2023b, 2024c). En uit het PISA-onderzoek blijkt dat de leesvaardigheid van 15-jarigen sterk is gedaald: één op de drie heeft onvoldoende leesvaardigheid. Nederland presteert zelfs onder het OESO-gemiddelde en behoort tot de slechtst scorende landen in Europa (Meelissen et al. 2023, Leesmonitor 2023d). Jongeren ervaren lezen bovendien steeds minder als een leuke activiteit, waarbij andere media vaak de voorkeur krijgen (Leesmonitor 2023c, 2023d, 2024d). Toch zijn er ook positieve ontwikkelingen (KVB Boekwerk 2023b). Sinds 2019 is het aantal Nederlanders dat maandelijks een boek leest gestegen naar ruim 60 procent. Ook het aantal mensen dat voor plezier leest, groeide van 48 procent in 2019 naar 55 procent in 2023 (Nagelhout et al. 2024, KVB Boekwerk 2024d). Ondanks zorgen over leesvaardigheid blijft lezen dus een belangrijke vrijetijdsbesteding.  

Het luisteren van muziek en kijken van films is nauwelijks ongelijk verdeeld over de bevolking. Dit wil zeggen dat deze vormen van consumptie over het algemeen breed gedragen cultuurvormen zijn. Alleen voor leeftijd en opleidingsniveau zijn er kleine verschillen zichtbaar. Hierbij geldt dat het aandeel muziekluisteraars en filmkijkers onder de groep van 65 jaar en ouder wat kleiner is dan in andere leeftijdsgroepen en dat de aandelen luisteraars en kijkers wat hoger zijn onder HBO- en WO opgeleiden. Ook blijken er verschillen naar herkomst met betrekking tot muziek luisteren: mensen geboren in een top 5 land of mensen geboren buiten Europa of een top 5 land luisteren minder muziek, ten minste wanneer ze dat doen via de radio, streamingsdiensten of uit de eigen collectie, dan mensen met een Nederlandse herkomst. Ondanks deze verschillen blijven deze vormen van consumpties breed gedragen. 

Gamen bleek met name populair onder mannen, jongere leeftijdscategorieën en de zogenaamde ‘middenklasse’ (Swartjes en de Hoog 2024). Meer dan de helft van de mannen én bijna de helft van de vrouwen gaf aan in 2022 wel eens gegamed te hebben. Gamen is ook populairder onder jongere leeftijdscategorieën. Waar meer dan 80 procent van de jongeren onder de 19 jaar wel eens gamet, neemt dit met name in de hoogste leeftijdscategorieën sterk af. Ondanks dat het een populairdere vorm van vrijetijdsbesteding is voor jongeren, zijn er ook veel gamers in hogere leeftijdscategorieën. Zo speelt 53 procent van de 35-49 jarigen op jaarbasis wel eens een game.  Gamen blijkt bij uitstek een populaire vorm van vrijetijdsbesteding onder de midden categorie, zowel wanneer het gaat om inkomen alsook om opleidingsniveau. Zo speelde bijna de helft van de mensen die afgestudeerd zijn binnen de midden categorie in 2022 wel eens games en deed 57 procent van de mensen behorend tot het 3e kwintiel dit. 

Ondersteuning

Ontwikkelingen in kunst- en cultuurondersteuning

Naast bezoekers, beoefenaars en consumenten van kunst- en cultuur zijn er ook Nederlanders die de sector actief ondersteunen: bijvoorbeeld door donaties, vrijwilligerswerk of lidmaatschap van een vriendenvereniging. Volgens cijfers uit de VTO is van de verschillende vormen met name het doneren van geld populair: 17 procent van de Nederlanders gaf in 2022 aan de kunst- en cultuursector met geld te ondersteunen. Dit aandeel loopt in de afgelopen jaren duidelijk terug. Van 23 procent in 2012 naar 17 procent in 2022. Volgens het tweejaarlijkse onderzoek Geven in Nederland doneerden huishoudens in 2022 58 miljoen euro aan de cultuursector. In Boekman #138: Private financiering van kunst en cultuur wordt ook ingegaan op vragen zoals wat donateurs drijft om aan cultuur te geven.  Het vragen om geld, aan de kant van de maker, wordt in het meerjarige onderzoek Leve het geven verder uitgelicht. Op de pagina Geldstromen lichten we private bijdragen aan cultuur, waaronder ook vanuit huishoudens en nalatenschappen, verder toe. 

Aandeel van de bevolking. Bron: VTO 2022

Vrijwilligers zijn van groot belang om de cultuursector draaiende te houden (Van der Leden 2024). In mei 2024 verscheen een Boekman Extra met een verkenning van literatuur in de kennisbank over Vrijwilligers in de culturele sector. Volgens VTO cijfers ondersteunde 10 procent van de Nederlanders de kunst- en cultuursector door het verrichten van vrijwilligerswerk in 2022. Ondanks een lichte afname van vrijwilligerswerk tussen 2014 en 2020, zit vrijwilligerswerk in 2022 weer op het niveau van 2012. Nederlanders die op deze manier het culturele veld ondersteunen deden dit in 2022 het vaakst binnen het muziekveld (16 procent van de vrijwilligers, gevolgd door erfgoed en oude kunst (11 procent) en festivals (10 procent).  

Volgens CBS-cijfers uit 2023 deed 6 procent van de Nederlandse bevolking vrijwilligerswerk voor culturele verenigingen of organisaties, zoals muziek- of toneelverenigingen, openbare bibliotheken, musea, poppodia of filmtheaters (CBS 2023). In deze cijfers wordt er ook gekeken naar de frequentie waarin men vrijwilligerswerk doet, hoelang men betrokken is bij culturele verenigingen als vrijwilliger en of er intentie is om betrokken te blijven. Meer dan de helft van de mensen die vrijwilligen voor culturele verenigingen doen dit wekelijks (33,4 procent) of maandelijks (19,7 procent). Tweederde van de vrijwilligers voor een culturele vereniging (66,1 procent) is al meer dan een jaar vrijwilliger en 64,1 procent van de vrijwilligers was in 2023 van plan om het werk over een jaar nog te doen. Hieruit blijkt grote betrokkenheid van vrijwilligers bij culturele organisatie CBS 2023).  

Tot slot nam betrokkenheid bij culturele instellingen via lidmaatschap van een vriendenkring licht af: van 9 procent van de Nederlanders in 2012 naar 7 procent in 2022. Vriendenkringen staan binnen de cultuursector minder onder de aandacht en er zijn ook minder gegevens over beschikbaar dan de andere vormen van ondersteuning. Ook bij vriendenverenigingen gaat het om het doneren van geld door middel van een jaarlijkse donatie. Voor culturele instellingen is dit dan ook een manier om extra inkomsten te genereren en publiek aan zich te binden (zie ook de scriptie van Johnson uit 2014).  

Kunst- en cultuurondersteuning naar persoonskenmerken

Zowel het doen van vrijwilligerswerk als het lid zijn van een vriendenvereniging bleken met name populair onder de leeftijdscategorie van 65 jaar en ouder en onder HBO- en WO-opgeleiden. Volgens Bosma et al. (2024), die kijken naar vrijwilligers bij 141 gesubsidieerde culturele instellingen, is het aandeel vrijwilligers van 65 jaar en ouder zelfs toegenomen ten opzichte van 2017 (voor meer informatie zie het kopje ‘Vrijwilligers’ op de pagina Beroepspraktijk). Het aandeel mannen dat vrijwilligerswerk doet is volgens cijfers uit de VTO groter dan het aandeel vrouwen in 2022 (respectievelijk 12 en 8 procent).  

Het doneren van geld is populair onder hogere leeftijdscategorieën, HAVO/VWO/MBO en HBO/WO-opgeleiden, en wordt vaker gedaan door mensen die in weinig stedelijke gebieden wonen. Ook inkomen draagt bij aan of men doneert; donaties komen relatief vaak voor onder mensen met een hoog gezinsinkomen. Uit het onderzoek Geven in Nederland bleek dat mensen wiens hoogst afgeronde opleiding mavo, vmbo of een lagere opleiding was gemiddeld hogere bedragen geven aan cultuur dan mensen die mbo, havo vwo of een hogere opleiding hebben afgerond.  

Ondersteuning per provincie

In het Dashboard van de Cultuurmonitor zijn ook gegevens vanuit het LISS panel beschikbaar over het aandeel van de bevolking (ouder dan 16 jaar) per provincie dat aangaf lid, vrijwilliger of donateur van een culturele vereniging te zijn. Hieruit blijkt dat in 2022 met name in Zeeland een groot aandeel van de bevolking de cultuursector ondersteunt, met 25,2 procent van de Zeeuwse inwoners. Ook in Drenthe (20,8 procent) en Friesland (19,2) is het aandeel inwoners dat de cultuursector ondersteunt relatief groot in vergelijking met andere provincies.  In het voorjaar van 2025 verwachten we een update van deze cijfers te kunnen geven voor 2023 en 2024.  

Aandeel van de bevolking dat lid, vrijwilliger of donateur is van een culturele vereniging. Bron: Centerdata

Wat willen we nog meer weten?

De Vrijetijdsomnibus (VTO) wordt elke twee jaar uitgevraagd, wat betekent dat we in het najaar van 2025 een update verwachten over de cijfers van 2024. Hierin geven we niet alleen een update van bestaande cijfers en categorieën, maar doen we een bredere uitvraag naar bijvoorbeeld bezochte cultuurlocaties, het bezoek aan festivals en mogelijke belemmeringen die men ervaart in het bezoeken van cultuur. 

Daarnaast blijft er behoefte aan mogelijkheden om participatie op regionaal niveau beter in kaart te brengen – zowel op provinciaal als gemeentelijk niveau. Via de regionale monitors, bijvoorbeeld voor Brabant, Zeeland en Gelderland, wordt data al in kaart gebracht. Dit is echter nog niet altijd terug te voeren naar vergelijkingen tussen alle Nederlandse provincies of gemeenten.  

Meer weten over het thema Cultuur en participatie?

Bekijk meer data over het thema Cultuur en Participatie in Dashboard van de Cultuurmonitor.     

Een onderzoeksverantwoording over de analyse van de VTO resultaten door de Boekmanstichting is hier terug te vinden. Daarnaast stellen we de belangrijkste cijfers op deze pagina beschikbaar in een tabellenset, die vindt u hier. 

Eerdere publicatie met cijfers uit de VTO zijn te vinden in de Jaarrapportage 2021 en Cultuur en participatie.

Meer lezen over cultuur en participatie? Klik dan op de volgende link voor een lijst met beschikbare literatuur in Kennisbank van de Boekmanstichting. 

Bronnen

Figuren 

Swartjes, B. en T. de Hoog (2024) Cultuur en participatie. Op: www.cultuurmonitor.nl, 2 september.  

CBS (2025a) Professionele podiumkunsten; capaciteit, voorstellingen, bezoekers, regio. Op: opendata.cbs.nl, 18 februari.  

CBS (2024) Musea; collectie, bezoeken, tarieven, tentoonstellingen, werkgelegenheid. Op: opendatacbs.nl. 23 december.  

KB en CBS (2024) Dashboard Bibliotheekstatistiek . Op: www.bibliotheeknetwerk.nl, 12 september.  

NVBF (2023) Jaarverslag NVBF. NVBF.  

Neele, A. (2024) Verenigingsmonitor 2024 : Verenigingen voor kunstbeoefening in cijfers. LKCA: Utrecht.  

Bronnen 

Ateca-Amestoy, V. en J. Preito-Rodrigues (2023) Whether Live or Online Participation is Unequal: Exploring Inequality in the Cultural Participation patterns in the United States, American Behavioral Scientist, 68(1)1-20. DOI: 10.1177/00027642231177655  

CBS (2024) Vrijwilligerswerk 2023. Op: www.cbs.nl, 23 april.  

Dee, A. en B. Schans (2022) Poppodia- en Festivals in Cijfers 2022. Amsterdam: VNPF.    

Engelshoven, I. van.(2019)  Uitgangspunten cultuurbeleid 2021-2024. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 

Goedhart, M., J. Michael, en M. Verhagen (2020) ‘Thema Cultuur en participatie’. In: Cultuurmonitor Jaarrapportage 2021. Amsterdam: Boekmanstichting, 143-164. 

Goossens, L., A., Neele,, W. Burggraaf, P. Faber, en L. Herschoe (2024) Kennissynthese cultuurbeoefening : een verzameling van tien jaar Nederlands onderzoek. Utrecht: LKCA.  

Hove, R. en C. Krosse (2024) Nederlands Vrijetijdsonderzoek 2022/2023. I&O Research: Amsterdam. 

KVB Boekwerk (2022d) ‘Hoe leesgedrag is veranderd door corona’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 2 juni.   

KVB Boekwerk (2022e) ‘Leesfrequentie stabiel sinds corona’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 1 juli.   

KVB Boekwerk (2023b) ‘Meer Nederlanders lezen na coronaperiode dan daarvoor’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 23 maart.   

KVB Boekwerk (2023d) ‘Klantreis 2023: de rol van TikTok en duurzaamheid’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 1 december.   

KVB Boekwerk (2024c) Wie is de lezer: 2023. Op: www.kvbboekwerk.nl, 14 maart.   

KVB Boekwerk (2024d) ‘Merendeel boekenkopers laag- of middenopgeleid’. Op: www.kvbboekwerk.nl, 27 juni.   

Leesmonitor (2023c) ‘Lezen minder in trek dan andere media-activiteiten’. Op: www.lezen.nl, 9 oktober.   

Leesmonitor (2024d) ‘Leesplezier daalt met leeftijd’. Op: www.lezen.nl, 9 april.   

Meelissen, M. et al. (2023) Resultaten PISA-2022 in vogelvlucht. Enschede: Universiteit Twente. 

Meulen, K. van der (2021) Onlinepubliek is een volwaardig publiek’. In: Boekman. Amsterdam: Boekmanstichting, 24-29. 

Nagelhout, E., C. Richards,  en L. Qing (2024) Boeken lezen, lezen en kopen. Reguliere meting 2024 (meting 67). Bilthoven: Stichting Marktonderzoek Boekenvak.   

Neele, A. (2023) Kunstzinnig en creatief en muzikaal in de vrije tijd. Monitor amateurkunst 2023. Utrecht: LKCA.  

Neele, A. (2024) Verenigingsmonitor 2024: verenigingen voor kunstbeoefening in cijfers. Utrecht: LKCA.   

OCW (2024) Beleidsindicatoren Cultuur en Media 2024 | Begroten en verantwoorden | OCW in cijfers. Op: www.ocwincijfers.nl, z.j. 

Raad voor Cultuur (2024) Toegang tot cultuur : op weg naar een nieuw bestel in 2029. Den Haag: Raad voor Cultuur.   

Siebe Weide Advies (2022) Schets van toekomstige samenwerking in het delen van publieksdata in de cultuursector. Den Haag: DEN.  

Swartjes, B. en T. de Hoog (2024) Cultuur en participatie. Op: www.cultuurmonitor.nl, 2 september.  

Uslu, G. (2023)  Uitgangspunten cultuursubsidies 2025-2028. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 

Veldman, J., S. Maltha, N. Nederlof, N. Van Sambeek, P. Verhagen, en R. Te Velde (2023)  Onderzoek naar multipliereffecten en pay-off effecten in de culturele en creatieve sector. Dialogic. 

VNG (2024) Samen cultuur borgen : propositie van gemeenten. VNG 

Verantwoording tekst en beeld

Redactie: Een eerdere versie van deze pagina is geschreven door Britt Swartjes en Thomas de Hoog. In de editie van 2025 heeft Maartje Goedhart meegelezen.

Beeld: Oerol 2022 / Fotografie: Lisa Maatjens.