Inleiding en belang van het thema
Het bezoeken en beoefenen van cultuur is voor veel Nederlanders een belangrijke vorm van vrijetijdsbesteding: negen op de tien Nederlanders bezoekt jaarlijks één of meer culturele activiteiten en bijna twee derde beoefent jaarlijks een culturele hobby. Daarnaast zijn er ook mensen die de culturele sector actief ondersteunen, bijvoorbeeld als vrijwilliger. Het belang van cultuur, kunst en erfgoed voor zowel het individu als de maatschappij is niet te onderschatten. Deelnemen aan kunst en cultuur draagt bijvoorbeeld bij aan onze mentale en fysieke gezondheid, vormt een belangrijke bron van zingeving en persoonlijke ontwikkeling, en het brengt mensen samen (Gielen et al. 2020; Berkers et al. 2021; LKCA 2023).
Het bezoeken van en participeren aan cultuur is ongelijk verdeeld over de bevolking (zie Jaarrapportage 2021 voor de Nederlandse context en Ateca-Amestoy et al. 2023 in de Verenigde Staten). Eerder onderzoek heeft bijvoorbeeld aangetoond dat opleiding, inkomen en leeftijd een rol spelen in de mate waarin mensen cultuur bezoeken, consumeren en beoefenen. Het cultuurbeleid van de overheid is er in de afgelopen jaren nadrukkelijk op gericht om de toegankelijkheid van cultuur voor iedereen te vergroten (Engelshoven 2019; Uslu 2023).
Door middel van de Vrijetijdsomnibus (VTO) onderzoeken we ontwikkelingen in het bezoeken en beoefenen van cultuur, kunst en erfgoed en zetten we deze af tegen persoonskenmerken. De VTO is een tweejaarlijks
Net als bij voorgaande publicaties van de VTO hanteren we een afgebakende definitie van het begrip cultuur, bestaande uit kunst en erfgoed. Daarbij vertegenwoordigt kunst de onderdelen van cultuur die zich richten op de artistieke dimensie: podiumkunsten, beeldende kunst, literatuur en film- en videokunst. De historische dimensie is kenmerkend voor de onderdelen van cultuur die onder erfgoed vallen. Het gaat dan om zowel materieel als immaterieel erfgoed.
In 2020 constateerden we een forse terugval in cultuurdeelname als gevolg van de coronacrisis (zie
De terugkeer naar cultuur geldt ook niet voor alle groepen in de samenleving even sterk. Hoewel voor veel groepen cultuurbezoek in 2022 weer op het niveau zit van voor corona, blijkt het aandeel bezoekers onder mensen uit hogere leeftijdscategorieën en MBO-opgeleiden of mensen zonder vervolgopleiding in 2022 nog niet te zijn teruggeveerd. Ook blijkt dat digitaal cultuurbezoek, een vorm van cultuur die won aan populariteit gedurende de coronajaren, een breed gedragen vorm van cultuurbezoek is. Zo is het bezoeken van online voorstellingen of uitvoeringen ongeveer gelijk over de bevolking verdeeld: alleen onder HBO- of WO-opgeleiden bevinden zich relatief meer bezoekers.
Op deze pagina bespreken we de resultaten van de meest recente meting van de VTO uit 2022. We vergelijken deze met de twee meest recente metingen uit 2018 en 2020, zodat we een goed beeld hebben van de situatie vóór, tijdens en na de coronapandemie. Hier bespreken we vier vormen van cultuurparticipatie:
- Bezoek: hoe ontwikkelt het bezoeken van theaters of musea zich? En welk deel van de Nederlanders bezoekt historische plaatsen of archieven?
- Consumptie: wat kunnen we zien in het leesgedrag van Nederlanders? En welke media gebruikt men het liefst om muziek te luisteren of films te kijken?
- Beoefening: hoeveel Nederlanders hebben een culturele hobby?
- Draagvlak en ondersteuning: hoe staat het met de tevredenheid over het culturele aanbod in de woonomgeving? En welk aandeel van de bevolking ondersteunt actief het culturele veld?
Omdat we kijken naar cijfers uit 2022 en eerder krijgen we een beeld van de situatie kort na de coronacrisis. Sinds 2022 heeft de culturele sector ook nog te maken gekregen met andere uitdagingen op het gebied van kostenstijgingen door inflatie en krapte op de arbeidsmarkt. De effecten van deze ontwikkelingen op kunst-, erfgoed- en cultuurdeelname zullen pas bij de volgende meting van de VTO in 2024 inzichtelijk worden.
Bezoek
Negen op de tien Nederlanders bezoekt jaarlijks minimaal een keer een culturele activiteit. Waar in de cijfers van brancheverenigingen al zichtbaar was dat de bezoekcijfers gedurende de coronajaren flink daalden, zien we ook in de VTO over de gehele linie een sterke afname van cultuurbezoeken in 2020. Dat is niet verbazingwekkend: juist deze vorm van cultuurparticipatie had in de coronapandemie met de meest impactvolle maatregelen te maken. Het aandeel Nederlanders dat in een jaar ten minste één bezoek aan cultuur bracht daalde van 90 procent in 2018 naar 73 procent in 2020. In 2022 zien we dat het aandeel cultuurbezoekers weer flink is gestegen: 87 procent van de Nederlanders bezocht een of meer culturele activiteiten. Zij die cultuur bezoeken deden dat in 2022 nog wel met minder regelmaat dan in 2018: het gemiddeld aantal bezoeken ligt in 2022 op 16, tegenover 18 bezoeken in 2018.
Cultuurbezoek
Aandeel van de Nederlanders van 6 jaar en ouder die vormen van cultuur, kunst of erfgoed bezoeken en de gemiddelde bezoekfrequentie.
VTO 2012 – 2022
Hoewel cultuurbezoek in 2022 daarmee weer bijna op het niveau van vóór corona ligt, is er een duidelijk verschil tussen kunst- en erfgoedbezoeken. Ondanks dat beide vormen van cultuurbezoek na 2020 weer toenemen, blijken alleen de bezoekcijfers voor erfgoed alweer op het niveau van voor de coronapandemie te liggen. In zowel 2018 als 2022 bracht rond de 67 procent van de Nederlanders namelijk een bezoek aan erfgoed, waar dit in 2020 nog minder dan de helft van de Nederlandse bevolking was (49 procent).
Het beeld voor kunstbezoek is anders: hoewel we het geheel van kunstbezoeken ook zien terugveren na de dip in de coronajaren (van 64 procent in 2020 naar 82 procent in 2022), is dit nog niet gelijk aan het niveau van vóór corona. In 2018 bezocht namelijk 87 procent van de Nederlanders een van de kunstdisciplines. Bij kunstbezoeken ligt de gemiddelde bezoekfrequentie relatief hoog: gemiddeld brengen bezoekers van de kunsten 12 bezoeken per jaar. Daarbij is het aantal bezoeken aan podiumkunsten het hoogst (gemiddeld 7 voorstellingen per jaar), al lag het gemiddelde voor corona nog hoger (9 voorstellingen per jaar). Ook bij bezoekers van beeldende kunst zien we een relatief hoge bezoekfrequentie: gemiddeld bezoekt men 6 keer per jaar locaties met beeldende kunst.
Cultuurbezoek naar persoonskenmerken
Cultuurbezoek is over de jaren heen niet evenredig over de Nederlandse bevolking verdeeld. Het aandeel cultuurbezoekers verschilt het meest als we kijken naar leeftijd, opleidingsniveau en inkomen, zo bleek ook al uit eerdere edities van de VTO (zie Jaarrapportage 2021). Dit wil zeggen dat het bereik voor cultuurbezoek het grootst is onder jongeren, mensen die HBO- of WO- afgestudeerd zijn of die in de hoogste inkomenscategorie vallen.
Bestaande sociale verschillen in cultuurbezoek namen tijdens de coronapandemie verder toe (Goedhart et al., 2021). Terwijl het bezoeken van cultuur voor alle groepen een daling vertoonde in 2020, was deze daling het sterkst voor groepen waarbinnen het bezoeken van cultuur over de jaren heen al relatief minder vaak voorkomt. Zo was het verschil in aandeel cultuurbezoek tussen de laagste en hoogste opleidingscategorie in 2018 22 procentpunt, in 2020 39 procentpunt en veerde dit verschil in 2022 terug naar 26 procentpunt. Vergelijkbare effecten werden zichtbaar voor verschillen in leeftijd, gezinsinkomen, herkomst en (lichamelijke) beperkingen.
In 2022 zien we cultuurbezoek over de gehele linie weer toenemen, echter is de toename van het bereik niet voor iedere groep even sterk. Onder lager opgeleiden is het aandeel cultuurbezoekers met 68 procent in 2022 bijvoorbeeld nog ruim 7 procentpunt lager dan in 2018, terwijl dit voor HBO-/WO-opgeleiden met 94 procent in 2022 slechts 3 procentpunt lager uitkomt dan in 2018. Dergelijke trends zijn zichtbaar voor factoren als leeftijd, gezinsinkomen en mate van stedelijkheid (zie tabel 2.1).
Er zijn een aantal groepen waarbinnen het aandeel cultuurbezoekers in 2022 relatief sterker achterblijft ten opzichte van de situatie in 2018. Met name onder mensen met een beperking of aandoening blijft het bereik in 2022 aanzienlijk lager (tussen 7 en 9 procentpunt) ten opzichte van 2018, terwijl dit voor mensen zonder beperking alweer nagenoeg gelijk is aan het niveau vóór de coronapandemie (1 procentpunt lager).
In 2022 zien we ook verschillen in het bereik van cultuurbezoek als we kijken naar herkomst: met name Nederlanders geboren in een
Kunstbezoek naar persoonskenmerken
Kijken we specifieker naar het bezoeken van kunsten (waaronder podiumkunsten, beeldende kunst, film en literatuur) dan zien we vergelijkbare patronen als bij cultuurbezoek in het
Met name onder kwetsbare groepen zien we dat het bereik van kunstbezoek relatief laag blijft in 2022. Zo bezocht twee op de drie mensen met een motorische, visuele of auditieve beperking (66 procent) tenminste één activiteit binnen de kunsten, tegenover nagenoeg negen op de tien mensen zonder een beperking (87 procent). Daarmee blijft het verschil tussen mensen met of zonder beperking in 2022 net zo groot als in 2020.
Ook onder oudere leeftijdsgroepen, zoals mensen in de pre-pensioenleeftijd (50 – 65 jaar) en 65-plussers blijft het aandeel kunstbezoekers in 2022 relatief laag: respectievelijk 77 en 65 procent, ten opzichte van 89 procent en hoger binnen andere leeftijdsgroepen.
Podiumkunsten
Voor
*** Sinds 2018 zijn verschillende muziekgenres samengevoegd in één optie voor concerten van popmuziek.
Het grootste deel van bezoeken aan podiumkunsten vindt plaats in de categorie van muziekconcerten: 36 procent van de Nederlanders bezocht in 2022 een popmuziekconcert. Daarnaast bezoekt één op de vijf (19 procent) toneelvoorstelling(en) en worden dance- en housefeesten (18 procent) door een relatief grote groep Nederlanders bezocht.
Binnen de podiumkunsten zijn bezoeken aan dance- of housefeesten de enige discipline die in 2022 weer op het niveau van voor corona zitten: na een halvering van 16 procent in 2018 naar 8 procent in 2020, bezoekt 18 procent van de Nederlanders in 2022 een dance of een housefeest.
Er zijn ook disciplines binnen de podiumkunsten die zich na de coronapandemie nog niet hebben hersteld. Zo zien we dat klassieke muziek en opera na de daling van 18 procent in 2018 naar 8 procent in 2020 nog niet volledig is teruggeveerd in 2022 (12 procent). Cijfers van het CBS (zie domein Muziek) laten eenzelfde ontwikkeling zien: ondanks dat het aantal voorstellingen van klassieke muziek dat werd georganiseerd in 2022 weer op het niveau van voor corona zit, blijft het aantal bezoeken nog achter.
Podiumkunstbezoek naar persoonskenmerken
Podiumkunstbezoek verschilt het sterkst naar leeftijd, opleidingsniveau en huishoudinkomen. Met name onder jongere leeftijdscategorieën zijn relatief veel mensen die jaarlijks weleens podiumkunsten bezoeken, alsook onder HBO- of WO-opgeleiden of mensen met hoge gezinsinkomens.
Meer dan driekwart (78 procent) van de jongvolwassenen bracht in 2022 één of meer bezoeken aan podiumkunsten, ruim boven het landelijk gemiddelde (68 procent) en hoger dan het niveau in 2018 (toen 75 procent). Daarentegen zien we dat het aandeel podiumkunstbezoekers onder 50-plussers aanzienlijk lager (6 tot 9 procentpunt) uitkomt dan in 2018 (zie tabel 2.3 C).
Ook opleidingsniveau is een belangrijke factor bij het bezoeken van podiumkunsten: waar de helft van de lager opgeleiden (49 procent) in 2022 een voorstelling of concert bezoekt, is dit onder HBO- en WO-opgeleiden ruim driekwart (76 procent). Dit verschil van rond de dertig procent blijft stabiel over de jaren.
Waar het bezoeken van podiumkunsten onder mensen zonder beperking in 2022 net zo veel voorkomt als in 2018 (73 procent), geldt dit niet voor mensen met een beperking. Zo komt het bereik onder mensen met een motorische, visuele en/of auditieve beperking lager uit in 2022 dan onder mensen zonder een beperking, met een verschil van 20 procent. De verschillen tussen mensen met of zonder beperking zijn vanaf 2018 ook steevast toegenomen. Binnen de podiumkunsten worden er dan ook inspanningen verricht om hierin vooruitgang te boeken. Via de Agenda inclusieve podiumkunsten 2020-2024 (Marinelli 2019) werd de afgelopen jaren bijvoorbeeld aandacht besteed aan praktische toegankelijkheid binnen de podiumkunsten.
Op het gebied van herkomst zien we dat het bereik van podiumkunsten onder veel groepen in 2022 op een vergelijkbaar niveau is als in 2018. Dit geldt echter nog niet voor Nederlanders die zijn geboren in een Europees buitenland (66 procent, ruim 15 procentpunt lager dan 2018) of van wie hun ouders in een Europees buitenland zijn geboren (69 procent, 7 procentpunt lager dan 2018).
Musea & Beeldende kunst
Ruim de helft van de Nederlanders bezoekt in 2022 minstens één keer een museum (in het binnen- of buitenland). Ten opzichte van coronajaar 2020 is dit een stijging met 10 procentpunt: van 42 procent naar 52 procent. Het aantal museumbezoeken bleef echter wel gelijk met 2020: gemiddeld 3,4 bezoeken per jaar. Als we dit vergelijken met 2018 dan wordt duidelijk dat de meest recente cijfers nog niet terug zijn op hetzelfde niveau: in 2018 lag het aandeel dat musea bezoekt met 57 procent nog ruim hoger dan in 2022. Net als voorgaande jaren lag het gemiddeld aantal bezoeken ook rond de 4 bezoeken per jaar.
Een vergelijkbare trend zien we bij de cijfers van de Museumvereniging uit 2022. Het aantal binnenlandse bezoeken stijgt met 57 procent van 11,4 miljoen in 2020 naar 17,9 miljoen bezoeken in 2022. In 2018 lag het aantal binnenlandse bezoeken hoger: 21,7 miljoen (Blaker et al. 2023).
Als we specifiek kijken naar musea voor beeldende kunst dan zien we dat bijna drie op de tien Nederlanders (28 procent) musea voor kunst, mediakunst of vormgeving bezocht in 2022. Daarbij zien we dat het aandeel bezoeken aan tentoonstellingen voor oude kunst vergelijkbaar is aan tentoonstellingen voor moderne kunst of vormgeving: beide 20 procent in 2022. Met name bezoeken aan tentoonstellingen voor oude kunst zijn nog niet op het niveau van vóór de coronacrisis: in 2018 bezocht 28 procent tentoonstellingen voor oude kunst.
Van alle Nederlanders bezocht de helft (49 procent) locaties met beeldende kunst. Het gaat dan niet alléén om bezoeken aan musea of tentoonstellingen, maar bijna twee op de vijf Nederlanders bezoekt ook beeldende kunst op openbare plekken (36 procent).
Beeldende kunstbezoek naar persoonskenmerken
Het bezoeken van locaties met beeldende kunst is met name afhankelijk van geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, inkomen en mate van stedelijkheid. Zo is er in alle meetjaren steevast een groter aandeel vrouwen (52 procent in 2022) dat op jaarbasis beeldende kunst bezoekt en is het aandeel bezoekers relatief laag onder lager opgeleiden (25 procent), mensen met een laag gezinsinkomen (42 procent) en mensen die buiten stedelijk gebied wonen (41 procent). Het grootste verschil in het bereik is zichtbaar tussen hoger opgeleiden (64 procent) en lager opgeleiden (25 procent). Ook eerdere meetjaren laten een dergelijk verschil zien, al komt het niveau voor beide groepen in 2022 7 procentpunt lager uit dan in 2018 (zie tabel 2.4 C).
Ook leeftijd is een significante factor voor het bezoeken van locaties met beeldende kunst. Toch zijn de verschillen tussen leeftijdsgroepen relatief klein als we dit vergelijken met podiumkunsten: het bereik onder jongvolwassenen is met 55 procent in 2022 het grootst, tegenover 45 procent onder mensen van middelbare leeftijd. In leeftijdscategorieën van 35 jaar en ouder zien we in 2022 lagere aandelen bezoek dan in 2018.
Er is een significant verschil in het bezoeken van locaties met beeldende kunst tussen mensen met een beperking of aandoening (42 tot 44 procent) tegenover mensen zonder een beperking (51 procent). Toch is het verschil tussen deze groepen aanzienlijk kleiner dan binnen het domein van podiumkunstbezoeken. Wel zien we dat het bereik in 2022 lager uitkomt dan het niveau van 2018.
Film
Een film of documentaire kijken in de bioscoop of het filmhuis is een populaire vorm van vrijetijdsbesteding. In 2022 bekeek bijna drie op de vijf Nederlanders (57 procent) minstens één film op het grote doek. Een groot deel (44 procent) van de bioscoop- en filmhuisbezoekers bekijkt echter meer dan één film in de bioscoop of het filmhuis: gemiddeld bekijkt men 4,8 keer een film in de bioscoop of het filmhuis.
Vergelijken we deze cijfers met eerdere jaren dan zien we dat het deel van de Nederlanders dat naar de bioscoop of het filmhuis gaat niet even groot is als in de situatie voor corona: in 2018 bekeek ruim twee derde van de Nederlanders (68 procent) een of meer films of een documentaires in een bioscoop of het filmhuis. Dat is ruim 11 procentpunt hoger dan in 2022.
Deze trend zien we ook terug in de bezoekcijfers van de NVBF: het aantal bezoeken aan Nederlandse bioscopen en filmhuizen halveerde tussen 2018 (35,7 miljoen bezoeken) en 2020 (16,8 miljoen). In 2022 steeg het aantal bezoeken naar 24,8 miljoen: 69 procent van het totaal in 2018. Meer over de ontwikkelingen binnen deze sector is te vinden op de pagina Audiovisueel.
Filmbezoek naar persoonskenmerken
Het bezoeken van bioscopen en filmhuizen blijkt over de jaren heen het sterkst afhankelijk van geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en inkomen. Het is voornamelijk een populaire vorm van vrijetijdsbesteding onder jongeren: 82 procent van de 6 tot 19-jarigen bezoekt in 2022 een filmvertoning in een bioscoop of filmhuis, tegenover 29 procent van de 65-plussers. Ook is het bereik onder hogere gezinsinkomens (63 procent) significant hoger dan onder lagere (51 procent). Er is ook een duidelijke invloed van opleiding waarbij geldt: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe groter het aandeel filmbezoekers. In 2022 geldt zelfs dat het aandeel filmbezoekers in de hoogste opleidingscategorie 2 keer groter is (62 procent) dan in de laagste opleidingscategorie (31 procent).
Vergelijken we situatie van 2022 met de situatie van vóór de coronapandemie in 2018, dan zien we dat het bereik van bioscoop en filmhuisbezoeken onder alle groepen in 2022 lager uitkomt (gemiddeld 11 procentpunt lager). Het aandeel onder Nederlanders met ouders uit een land buiten Europa of de top-5 landen daalde het sterkst: van 88 procent in 2018 naar 67 procent in 2022 (21 procentpunt verschil). Ook komt het bereik in 2022 relatief laag uit onder Nederlanders één van de top-5 migratiegebieden (38 procent, een daling van 18 procentpunt).
Letteren
Het bibliotheeklandschap in Nederland is volop in ontwikkeling. Het aantal vestigingen laat in het afgelopen decennium een daling zien en ook in het aantal leden van bibliotheken is een licht dalende trend waar te nemen. Desalniettemin vervullen bibliotheken op veel plekken een groeiende maatschappelijke rol en is het aantal activiteiten georganiseerd door openbare bibliotheken nog niet eerder zo hoog geweest. Daarnaast wordt er vanuit de overheid een nieuwe financiële impuls gegeven om bibliotheken te versterken (zie de domeinpagina Letteren).
Ruim een derde van de Nederlanders (34 procent) van zes jaar en ouder bezoekt in 2022 weleens een bibliotheek en een kwart (24 procent) doet dit 3 keer of vaker per jaar. Dat is een lichte stijging ten opzichte van 2020 toen 31 procent van de Nederlanders een of meer bibliotheekbezoeken bracht. In de jaren vóór de coronacrisis zagen we een lichte afname van het aandeel bibliotheekbezoekers van 43 procent in 2012 tot 40 procent in 2018. Het is nog de vraag of het bibliotheekbezoek onder de Nederlanders met de extra inspanningen van de overheid in de komende jaren weer op een vergelijkbaar niveau komt.
Buiten het bezoeken van bibliotheken zijn er ook evenementen zoals boekpresentaties, schrijversbezoeken of lezingen. Onder de Nederlanders bezoekt 6 procent in 2022 een dergelijk literair- of voorleesevenement.
Bibliotheekbezoek naar persoonskenmerken
Het aandeel bibliotheekbezoekers is over alle meetjaren groter onder vrouwen en stijgt naarmate het opleidingsniveau hoger wordt. Bibliotheekbezoek is voornamelijk onder jongeren populair, specifiek voor de categorie van 6- 11 jaar oud (79 procent). Ook ligt bibliotheekbezoek opvallend hoger onder de categorie van 35-49 jaar oud. Bibliotheekbezoek is gelijk verdeeld over verschillende inkomensniveaus, mate van stedelijkheid en beperkingen.
Ook bij bibliotheekbezoek zien we dat het aandeel bezoekers onder het overgrote deel van de verschillende groepen in 2022 nog lager is dan in 2018. Met name in sterk stedelijke gebieden blijft het aandeel bezoekers achter ten opzichte van 2018, namelijk met 13 procentpunt verschil. Ook het aandeel bezoekers onder Nederlanders geboren in een top-5 land komt 17 procentpunt lager uit ten opzichte van 2018 en mensen met ouders uit een land buiten Europa of de top-5 landen 12 procent. Ook valt op dat in alle categorieën van beperkingen het aandeel bezoekers lager blijft in 2022 dan in 2018. Met name voor mensen met een beperking zoals een chronische aandoening (20 procent) of overige beperking (25 procent) komt het bereik in 2022 respectievelijk 10 en 18 procentpunt lager uit dan in 2018. Ook onder de hogere opleidingsniveaus blijft bibliotheekbezoek ongeveer op het niveau van 2020, en is daarmee nog niet terug op het aandeel bezoekers van voor corona.
Erfgoed
Onder erfgoed vallen zowel roerend (archieven/museumcollecties) als onroerend (gebouwen/monumenten) erfgoed, maar ook immaterieel erfgoed in de vorm van gebruiken of tradities. In 2022 bezochten twee op de drie Nederlanders (67 procent) een vorm van erfgoed. Het bezoeken van historische steden, dorpen of gebouwen is de meest populaire vorm van erfgoedbezoek (60 procent in 2022). Ook hier zien we tussen 2018 en 2020 het aandeel bezoekers dalen van 60 procent naar 43 procent. In 2022 zien we weer een vergelijkbaar niveau met 2018, bovendien ligt het gemiddeld aantal bezoeken hoger dan voorheen: 4,8 bezoeken aan historische plaatsen per jaar, ten opzichte van 4,3 in 2018.
Ook het bezoeken van musea voor geschiedenis en archeologie (28 procent) is, na een dip in 2020 (21 procent), nagenoeg op het niveau van 2018 (30 procent). Daarnaast zien we dat één op de vijf Nederlanders (20 procent) in 2022 een locatie met archeologische vondsten bezoekt.
Onder erfgoedbezoeken verstaan we ook het bezoeken van archieven. Dit betreft een relatief kleine groep: 4 procent van de Nederlanders bezocht in 2022 een keer of vaker een archief.
** In 2022 is het bezoeken van ‘Een archeologische opgraving’ gewijzigd naar ‘Locatie met archeologische vondsten’. Dit heeft een effect op de resultaten voor zowel het aandeel bezoek als de gemiddelde bezoekfrequentie. Daardoor zijn de resultaten voor deze categorie niet goed te vergelijken met eerdere meetjaren.
** In 2022 is het bezoeken van ‘Een archeologische opgraving’ gewijzigd naar ‘Locatie met archeologische vondsten’. Dit heeft een effect op de resultaten voor zowel het aandeel bezoek als de gemiddelde bezoekfrequentie. Daardoor zijn de resultaten voor deze categorie niet goed te vergelijken met eerdere meetjaren.
Erfgoedbezoek naar persoonskenmerken
Het bezoeken van erfgoed wordt het sterkst beïnvloed door opleidingsniveau en inkomen. Dit wil zeggen dat het aandeel Nederlanders dat erfgoed bezoekt relatief hoger ligt onder mensen met hogere opleidingsniveaus of hogere inkomens. Opvallend is dat het aandeel erfgoedbezoekers niet sterk verschilt qua leeftijd. Met name de vier middelste leeftijdscategorieën laten een soortgelijk aandeel zien, in 2022 ligt het aandeel erfgoedbezoekers bijvoorbeeld rond de 70 procent per leeftijdscategorie. De jongste leeftijdscategorie (van 6 tot 11 jaar) en de oudste leeftijdscategorie (65 plus) zijn uitschieters: waar de jongste categorie een groter aandeel erfgoedbezoekers heeft, heeft de hoogste leeftijdscategorie juist een kleiner aandeel. Voor de hoogste leeftijdscategorie valt ook op dat het de enige leeftijdscategorie is die nog niet op het niveau van voor corona zit.
Wat verder opvalt als we de situatie voor en na corona met elkaar vergelijken is dat het bereik in 2022 lager uitkomt dan in 2018 voor mensen met een motorische, visuele en/of auditieve beperking (6 procentpunt) en mensen met een chronische aandoening (7 procentpunt). Voor mensen met een andere beperking of zonder beperking is het bereik in 2022 vergelijkbaar met 2018. Ook het aandeel erfgoedbezoekers onder mensen geboren in Europa blijft beduidend achter in 2022 op het aandeel in 2018, met een verschil van 11 procentpunt. Voor andere herkomstgroepen is het aandeel bezoekers in 2022 weer ongeveer gelijk met het aandeel in 2018.
Festivals
Nederland kent een groot aanbod aan festivals. Van alle Nederlanders bezoekt 36 procent in 2022 één of meer festivals. Met name festivals met popmuziek (23 procent) en filmfestivals (12 procent) zijn populair.
In 2020 zagen veel festivalorganisaties zich onder de druk van het coronabeleid genoodzaakt (een groot deel van) de activiteiten te staken. Het aantal optredens van artiesten op popfestivals daalde met 87 procent. Lees meer over de impact van de coronacrisis op de muzieksector op de domeinpagina Muziek. De daling in het aantal festivalactiviteiten zagen we terug in het aandeel festivalbezoekers onder de Nederlandse bevolking: van 40 procent in 2018 naar 25 procent in 2020.
Online bezoek
Gedurende de coronajaren stond online bezoek veelvuldig in de aandacht (van der Meulen 2021). Ook in de VTO zijn vragen meegenomen over online cultuurbezoek- en deelname op het gebied van voorstellingen en uitvoeringen, musea en beeldende kunst. In alle vormen van online bezoek is een lichte toename te zien van 2020 op 2022. Deze lichte toename is ook zichtbaar voor verschillende groepen (zie tabel 2.9 B t/m 2.9 C). Hoe dit zich na 2022 ontwikkeld heeft, zeker gezien een sterke afname in online programmering bijvoorbeeld bij poppodia, moet nog blijken (Dee et al. 2022).
Online bezoek naar persoonskenmerken
Het bezoeken van online voorstellingen of uitvoeringen is redelijk gelijk over de bevolking verdeeld. Er zijn bijvoorbeeld geen noemenswaardige verschillen in deelname aan deze vorm van cultuurbezoek wat betreft beperkingen, inkomen of mate van stedelijkheid. Ook is er geen verschil tussen mensen met een laag en midden opleidingsniveau: alleen onder mensen die HBO- of WO- afgestudeerd zijn bevindt zich een groter aandeel van online cultuurbezoekers. Het aandeel dat online voorstellingen of uitvoeringen bezoekt is zowel in 2020 als 2022 groter bij mannen dan bij vrouwen. Voor alle groepen neemt het aandeel bezoekers licht toe in 2022 ten opzichte van 2020.
Het online bekijken van museumcollecties en tentoonstellingen of beeldende kunst verschilt voornamelijk naar leeftijd en opleidingsniveau. Het aandeel mensen dat deze vormen van kunst bekijkt is het grootst onder de leeftijdscategorie van 65 jaar en ouder. Ook zijn deze online vormen van cultuurparticipatie populair onder jongeren in de categorie van 6-11 jaar oud en 12-19 jaar oud. Wat betreft opleidingsniveau geldt voor beide vormen van online bezoek: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe groter het aandeel bezoekers. Voor andere persoonskenmerken is het online bekijken redelijk gelijk over de bevolking verdeeld. Voor bijna alle groepen neemt het aandeel bezoekers licht toe in 2022 ten opzichte van 2020.
Consumptie
Boeken
Lezen blijft een populaire vorm van vrijetijdsbesteding voor veel mensen. Vanaf 2012 geeft ongeveer 80 procent van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder aan in de afgelopen 12 maanden wel eens te hebben gelezen. Ook leest ongeveer
Lezen naar persoonskenmerken
Lezen is met name een populaire vorm van vrijetijdsbesteding voor vrouwen, jongeren, hoger opgeleiden en mensen die behoren tot de hoogste inkomenscategorie. Dit neemt niet weg dat lezen een populaire vorm van vrijetijdsbesteding is onder alle leeftijdscategorieën: in alle leeftijdscategorieën komt dit aandeel in alle meetjaren uit boven de 74%. Met name onder jongeren is het populair. In alle meetjaren las tussen 97 en 98% van de kinderen van 6-11 jaar jaarlijks ten minste een boek. Voor oudere leeftijdscategorieën ligt dit percentage iets lager. Vanaf 20 jaar en ouder leest tussen de 76% en 79% jaarlijks een boek.
Met name opleidingsniveau is bepalend in leesgedrag. Waar in ieder meetjaar vanaf 2018 rond de 60% van mensen met een lager opleidingsniveau jaarlijks een boek leest, is dit voor mensen met het hoogst afgeronde opleidingsniveau ongeveer 90%. De verschillen tussen het aandeel lezers in 2018 en 2020 zijn het grootst onder de laagste opleidingscategorie. Waar in 2018 64% van lager opgeleiden jaarlijks een boek las, is dit in 2022 afgenomen naar 57%. Voor andere opleidingscategorieën zien we ook een afname in het aandeel lezers, maar zijn de verschillen minder groot.
Lezen is daarnaast relatief minder populair onder mensen geboren in een top 5 land: in alle jaren blijft het aandeel van mensen dat boeken leest in deze groep schommelen tussen de 60 en 70%, terwijl andere groepen op 70% of hoger zitten. Het aandeel lezers zit onder mensen die zijn geboren in een top 5 land in 2022 ook nog niet op het niveau van voor corona. Waar dit in 2018 een aandeel van 68% was, is dit in 2022 61%.
Muziek
Vanaf 2020 is Nederlanders gevraagd naar de manieren waarop ze naar muziek luisteren. Op jaarbasis geeft 88 procent van de Nederlandse bevolking van 6 jaar en ouder in 2020 en 2022 aan wel eens naar muziek te luisteren, op het werk, thuis of onderweg. Radio is hiervan de meest populaire vorm: 81 procent van de bevolking luisterde in 2022 muziek via (online) radio. 63 procent luisterde muziek via streamingdiensten en 42 procent deed dat via muziek uit eigen collectie, bijvoorbeeld een CD of elpee. De (online) radio en streamingdiensten werden ook dagelijks het meest gebruikt. In 2022 luisterde 53 procent van de Nederlanders dagelijks naar (online) radio en 37 procent maakte dagelijks gebruik van streamingdiensten. Voor radio is dit met 3 procent afgenomen sinds 2020, het dagelijks gebruik van streamingsdiensten is juist met 4 procent toegenomen ten opzichte van 2020.
Muziek luisteren naar persoonskenmerken
Het luisteren van muziek is nauwelijks ongelijk verdeeld over de bevolking: dit wil zeggen dat het over de verschillende achtergrondkenmerken die we meenemen een breed gedragen cultuurvorm is. Het luisteren van muziek in de vrije tijd lijkt het sterkst te verschillen naar opleidingsniveau. Van de mensen die HBO of WO afgestudeerd zijn luisterde in 2020 en 2022 98% op jaarbasis naar muziek, tegenover 89% in de categorie lager opgeleiden. Ook geldt dat hoe hoger de leeftijd, hoe minder men naar muziek luistert in de vrije tijd. De aandelen van luisteraars ligt onder alle meetjaren echter nog steeds hoog en bedraagt altijd boven de 90% voor verschillende leeftijdscategorieën
Hoewel de percentuele verschillen tussen mensen van verschillende herkomst niet groot lijken te zijn, valt op dat er veel significante resultaten zijn. Met name van de resultaten die in beide meetjaren gelden kunnen we met meer zekerheid zeggen dat deze invloed zich voordoet. Dit wil zeggen dat mensen geboren in een top 5 land of mensen geboren buiten Europa/top 5 land minder muziek luisteren, ten minste wanneer ze dat doen via de radio, streamingdiensten of uit de eigen collectie, dan mensen met een Nederlandse herkomst.
Films & Documentaires
Zowel in 2020 als in 2022 keek 89% van de Nederlandse bevolking wel eens films, series of documentaires. De meeste Nederlanders van 6 jaar en ouder keken films series en documentaires op tv in 2022, namelijk 90 procent. Streamingsdiensten werden daarnaast het meest gebruikt, door 76 procent van de populatie in 2022. Een op de drie Nederlanders keek in het afgelopen jaar films die digitaal werden aangeboden via filmhuizen of bioscopen (34 procent).
Films kijken naar persoonskenmerken
Ook het kijken van films is zowel in 2020 als 2022 een breed gedragen vorm van cultuurconsumptie onder verschillende lagen van de bevolking. Voor de meeste persoonskenmerken bestaan er dan ook geen kenmerkende verschillen. Dat wil zeggen: of men op jaarbasis wel of geen film consumeert verschilt niet naar gender, beperking, mate van stedelijkheid of herkomst. Onder alle leeftijdscategorieën ligt het aandeel mensen dat op jaarbasis wel eens een film kijkt boven de 96%. Alleen in de hoogste categorie van 65 plus ligt dit wat lager, namelijk rond de 90%. Het kijken van films en documentaires in de vrije tijd verschilt het sterkst naar opleidingsniveau en inkomen. Hoe hoger het opleidingsniveau of inkomen, hoe groter het aandeel van mensen dat films bekijkt in de vrije tijd. Zo keek in beide meetjaren 90% van lager opgeleiden jaarlijks naar een film, tegenover 97% van de hoger opgeleiden.
Games
In 2022 zijn er voor het eerst vragen meegenomen over het spelen van games. Uit de cijfers blijkt duidelijk de populariteit van deze vorm van vrijetijdsbeoefening: ruim de helft 52% van de Nederlandse bevolking geeft namelijk aan in de afgelopen 12 maanden games te hebben gespeeld op een telefoon, tablet, computer of spelcomputer (52 procent). Hiervan speelt 21 procent dagelijks en 15 procent eens per week of vaker. Het overgrote deel van de Nederlanders gamet voornamelijk alleen: 69 procent in 2022. Daarnaast speelt men ook graag tegen anderen via het internet (41 procent van de Nederlanders die gamen) en met of tegen anderen die in dezelfde ruimte zijn (36 procent). E-sport werd beoefend door 4% van de Nederlanders die gamen.
Gamen naar persoonskenmerken
Omdat in 2022 voor het eerst vragen over gamen zijn meegenomen is het nog niet mogelijk om vergelijkingen te maken over de tijd. Wel kunnen we of men wel of niet gamet in de vrije tijd afleggen tegen persoonskenmerken. Gamen blijkt met name populair onder mannen: meer dan de helft van de mannen gaven aan in het afgelopen jaar wel eens een game te hebben gespeeld. Dit wil niet zeggen dat vrouwen niet gamen. Bijna de helft van de vrouwen gaf aan dit in 2022 wel eens te hebben gedaan. Gamen is ook populairder onder jongeren. Waar meer dan 80% van de jongeren onder de 19 jaar wel eens gamet, neemt dit met name in de hoogste leeftijdscategorieën sterk af. Ondanks dat het een populairdere vorm van vrijetijdsbesteding is voor jongeren, zijn er ook veel gamers in hogere leeftijdscategorieën. Zo speelt 53% van de 35-49 jarigen op jaarbasis wel eens een game.
Gamen blijkt bij uitstek een populaire vorm van vrijetijdsbesteding onder de midden categorie, zowel wanneer het gaat om inkomen alsook om opleidingsniveau. Zo speelde bijna de helft van de mensen die afgestudeerd zijn binnen de midden categorie in 2022 wel eens games en deed 57% van de mensen behorend tot het 3e kwintiel dit. Dit verschil is met name sterk ten overstaan van mensen met een lager opleidingsniveau of lager inkomen.
Beoefening
Het zelf beoefenen van kunst- en cultuur is een belangrijke vorm van vrijetijdsbesteding voor veel mensen: 64 procent van de Nederlanders van 6 jaar en ouder beoefent weleens een vorm van kunst of cultuur, of erfgoed. Kunstbeoefening wordt gedaan door 55 procent van de Nederlanders. De Monitor Amateurkunst van het Landelijk Kenniscentrum van Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) uit 2023 laat vergelijkbare cijfers zien: 55 procent van de Nederlandse bevolking van zes jaar en ouder doet volgens deze monitor in de vrije tijd iets kunstzinnigs, creatiefs of muzikaals (Neele 2023). Opvallend uit de cijfers van de VTO is dat de meeste vormen van zowel kunst- als cultuurbeoefening ongeveer gelijk blijven over de jaren vanaf de eerste meting in 2012. Van de kunstvormen die mensen zelf beoefenen, zijn de podiumkunsten het populairst. Vanaf 2012 geeft steevast zo’n 40 procent van de Nederlanders aan jaarlijks weleens een vorm van podiumkunst te beoefenen.
VTO 2012 – 2022
Kunst- en cultuurbeoefening naar persoonskenmerken
Kunst- en cultuurbeoefening verschilt het meest tussen mensen van verschillende leeftijden en verschillende opleidingsniveaus. Van 2018 tot en met 2022 is te zien dat kunst- en cultuurbeoefening het hoogst is onder kinderen en jongeren van onder de 19 jaar oud, terwijl het afneemt in de hogere leeftijdscategorieën. In deze jaren zien we ook sterke verschillen wat betreft opleidingsniveau. In 2022 deed 45% van de mensen met een lager opleidingsniveau bijvoorbeeld aan cultuurbeoefening, tegenover 71% van de mensen met een hoger opleidingsniveau.
Over de jaren is ook te zien dat mensen die zijn geboren in een top-5 land relatief minder lijken te doen aan kunst- en cultuurbeoefening in de vrije tijd. In 2020 zien we een opvallende daling in kunstbeoefening voor mensen met ouders uit een land buiten Europa of de top-5 landen: waar dit in 2018 nog 73% is, daalt dit in 2020 naar 57%, om vervolgens weer te stijgen naar 70% in 2022.
Er is een opvallend verschil tussen kunst- en cultuurbeoefening waar te nemen. Waar er geen verschil is tussen mannen en vrouwen wanneer we kijken naar cultuurbeoefening, is dit er bij kunstbeoefening wel. Over alle jaren doen vrouwen steevast meer aan kunstbeoefening in de vrije tijd. Bij vrouwen ligt het aandeel kunstbeoefenaars in alle meetjaren rond de 60 procent, voor mannen blijft dit schommelen rond de 50 procent.
Podiumkunsten
Binnen de podiumkunsten is met name zingen populair: op jaarbasis geeft ongeveer 30 procent van de Nederlanders van 6 jaar en ouder dit wel eens te doen, van wie 17 procent dit zelfs wekelijks beoefent. Alleen in 2020 neemt het aantal Nederlanders dat zingt af naar 25 procent, mogelijk doordat veel mensen dit in groepsverband beoefenen en dit vaak niet mogelijk was gedurende de coronasluitingen. Naast zingen is het bespelen van een instrument populair. In 2022 bespeelde een op de vijf Nederlanders een instrument (21 procent), van wie 8 procent dit op wekelijkse basis deed. Andere vormen van podiumkunsten, waaronder toneel spelen, verschillende vormen van dans en cabaret of stand-up comedy, werden in veel mindere mate beoefend.
Podiumkunstbeoefening naar persoonskenmerken
Podiumkunstbeoefening verschilt met name naar leeftijd en opleidingsniveau. Hierbij is te zien dat deze vorm van vrijetijdsbesteding met name wordt beoefend door jongeren onder de 19 jaar. In de leeftijdscategorie van 6 tot 11 jaar ligt dit percentage in elk meetjaar zelfs tussen de 76 en 78 procent. Ook opleidingsniveau maakt een verschil: hoe hoger het opleidingsniveau, hoe hoger de mate van beoefening. Voor de lagere opleidingscategorieën ligt dit percentage jaarlijks rond de 20 procent, voor de middencategorie rond de 30 procent en voor de hoogste categorie rond de 40 procent.
Andere vormen van kunst- en erfgoedbeoefening
Na de podiumkunsten zijn activiteiten op het gebied van beeldende kunst en erfgoed de meest voorkomende vormen van vrijetijdsbeoefening binnen kunst en cultuur. Ongeveer 30 procent van de Nederlanders geeft sinds 2012 aan vormen van beeldende kunst of erfgoed wel eens te beoefenen. Beide worden met name op jaarbasis beoefend, dat wil zeggen ten minste een keer in de afgelopen 12 maanden. Binnen de beeldende kunst is met name tekenen, schilderen of grafische beeldvorming populair: in 2022 deed 26 procent van de Nederlanders dit op jaarbasis. Dit is een lichte toename ten opzichte van 2012: toen deed 23 procent van de populatie dit op jaarbasis.
Mediakunst, denk hierbij bijvoorbeeld aan het maken van films of het schrijven van verhalen, wordt het minst beoefend, namelijk door ongeveer 20 procent van de Nederlanders. Het maken van films, videokunst en grafisch werk werd in 2022 door 21 procent van de Nederlanders gedaan en het schrijven van verhalen, gedichten en weblogs door 13 procent. Beide typen Mediakunst worden voornamelijk op jaarbasis beoefend.
Voor erfgoed is met name het onderzoek doen naar historische gebeurtenissen of personen (21 procent) en onderzoek naar lokale of regionale geschiedenis (15 procent) populair. In zowel 2020 als 2022 had slechts 1 procent van de Nederlandse bevolking meegedaan of bijgedragen aan archeologisch onderzoek.
Andere vormen van kunst- en cultuurbeoefening naar persoonskenmerken
Andere vormen van kunst- en cultuurbeoefening zijn met name verdeeld over geslacht, leeftijd en opleidingsniveaus. Voor al deze vormen van beoefening geldt dat ze sterk verschillen naar opleidingsniveau. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe groter het bereik.
Voor het beoefenen van beeldende kunst en erfgoed maakt geslacht ook een verschil. Beeldende kunstbeoefening is met name populair onder vrouwen. In de verschillende meetjaren doet tussen de 35 en 40% van de vrouwen aan beeldende kunst in de vrije tijd, tegenover 18-19% bij mannen. Erfgoedbeoefening is daarentegen populairder onder mannen. Waar in 2022 ongeveer een kwart van de vrouwen deze vorm van cultuur beoefent in de vrije tijd doet eenderde van de mannen dit.
Zowel beeldende kunst als mediakunst is populair onder jongeren van onder de 18 jaar oud. Zo doet in alle meetjaren tussen de 72% (2018) en 80% (2022) van de kinderen tussen 6 en 11 jaar oud aan beeldende kunst in de vrije tijd, tegenover rond de 20% in alle categorieën van 35 jaar en ouder. Deze percentages liggen wat lager bij mediakunst, maar ook daar blijkt dat dit vooral populair is onder de jongste leeftijdscategorieën en sterk afneemt naarmate men ouder wordt. Opvallend is dat het beoefenen van erfgoed onder alle leeftijdscategorieën ongeveer gelijk lijkt te zijn: over alle jaren doet in iedere leeftijdscategorie zo’n 30% aan erfgoedbeoefening in de vrije tijd.
Draagvlak & Ondersteuning
Meer dan de helft van de Nederlanders (53 procent) is in 2022 tevreden met het culturele aanbod in hun woonomgeving, slechts 5 procent is hiermee ontevreden.
VTO 2022
Naast bezoekers en consumenten van de kunst- en cultuursector zijn er ook Nederlanders die de sector actief ondersteunen: bijvoorbeeld door vrijwilligerswerk, donaties of lidmaatschap van een vriendenvereniging. Met name het geven van geld is hierbij populair: 17 procent van de Nederlanders geeft aan kunst- en cultuur met geld te ondersteunen. We zien echter wel dat dit aandeel in de afgelopen jaren duidelijke terugloopt: van 23 procent in 2012 naar 17 procent in 2022. Ook betrokkenheid bij culturele instellingen via een lidmaatschap van een vriendenkring nam licht af: van 9 procent in 2012 naar 7 procent in 2022.
Een andere vorm van ondersteuning is het verrichten van onbetaald werk: in 2022 ondersteunde 10 procent van de Nederlanders de kunst- en cultuursector via deze weg. Ondanks een lichte afname van vrijwilligerswerk tussen 2014 en 2020, zit vrijwilligerswerk op 2022 weer op het niveau van 2012. Nederlanders die op deze manier het culturele veld ondersteunen deden dit in 2022 het vaakst binnen het muziekveld (16 procent van de Nederlanders die onbetaald werk verricht), gevolgd door erfgoed en oude kunst (11 procent) en festivals (10 procent).
Ondersteuning naar persoonskenmerken
Door de lage aantallen zijn er voor vrijwilligerswerk en het lid zijn van een vriendenvereniging minder conclusies te trekken wat betreft persoonskenmerken. Wel is te zien dat beide vormen van ondersteuning populairder lijken te zijn onder oudere leeftijdscategorieën en hogere opleidingsniveaus.
Voor donatie kunnen we meer zeggen over hoe dat verdeeld is over de bevolking. Zo is te zien dat het doneren van geld populairder is in hogere leeftijdscategorieën, hogere opleidingsniveaus en wordt dit vaker gedaan door mensen die in weinig stedelijke gebieden wonen. Ook inkomen draagt bij aan of men doneert; donaties komen relatief vaak voor onder mensen met een hoog gezinsinkomen.
Hoe nu verder?
Op deze themapagina hebben we verschillende ontwikkelingen rondom het bezoeken, beoefenen en de consumptie van kunst en cultuur verder in kaart gebracht. In een rapport dat zal uitkomen in het najaar van 2024 vergelijken we de bevindingen uit deze themapagina met een andere belangrijke vorm van vrijetijdsbeoefening, namelijk sport. Dit doen we in samenwerking met het Mulier Instituut, dat verantwoordelijk is voor de analyse van de sportresultaten uit de VTO. Hoe besteden Nederlanders hun vrije tijd het liefst, en welke rol spelen sport en kunst en cultuur daarin?
Meer weten over het thema Cultuur en participatie?
Bekijk meer data over het thema Cultuur en Participatie in Dashboard van de Cultuurmonitor.
Een onderzoeksverantwoording over de analyse van de VTO resultaten door de Boekmanstichting is hier terug te vinden. Daarnaast stellen we de belangrijkste cijfers op deze pagina beschikbaar in een tabellenset, die vindt u hier.
Eerdere publicatie met cijfers uit de VTO zijn te vinden in de Jaarrapportage 2021.
Meer lezen over cultuur en participatie? Klik dan op de volgende link voor een lijst met beschikbare literatuur in Kennisbank van de Boekmanstichting.
Literatuur
Ateca-Amestoy, V. & Preito-Rodrigues, J. (2023). Whether Live or Online Participation is Unequal: Exploring Inequality in the Cultural Participation patterns in the United States, American Behavioral Scientist, p. 1-20. DOI: 10.1177/00027642231177655
Berkers, P.P.L., Schaap, J.C.F., Vandenberg, F., Everts, R.A., Swartjes, B., Goossens, D.M., Berghman, M.J., & Kimenai, F.F.P. (2021) Muziek als medicijn tegen maatschappelijke kwalen?. In: Sociologie Magazine, 29(1), 6-9.
Blaker, N., Veldkamp, J., Beijersbergen, A., Booij, H.M., Niessen, K. (2023) Trends in de museumsector: museumcijfers 2022. Amsterdam: Museumvereniging, stichting Museana.
Engelshoven, I. van (2019) Uitgangspunten cultuurbeleid 2021-2024. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Gielen, P., Elkhuizen, S., van den Hoogen, Q., Lijster, T. & Otte, H. (2020) De waarde van cultuur. Groningen: Onderzoekscentrum Arts in Society Rijksuniversiteit Groningen.
Goedhart, M., Michael, J. & Verhagen, M. (2020) ‘Thema Cultuur en participatie’. In: Cultuurmonitor Jaarrapportage 2021. Amsterdam: Boekmanstichting, 143-164.
Goudriaan, R. (et al.) (2021) Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund: effecten van de coronacrisis in de culturele sector. Amsterdam/Utrecht/Den Haag: Boekmanstichting/SiRM/Significant APE.
Marinelli, C. (2019). Agenda inclusieve podiumkunsten 2020-2024. Den Haag/Utrecht: Holland Dance Festival/Landelijk Kenniscentrum Cultuureducatie en Amateurkunst.
Neele, A. (2023) Kunstzinnig, creatief en muzikaal in de vrije tijd: monitor amateurkunst 2023. Utrecht: Landelijk Kenniscentrum Cultuureducatie en Amateurkunst.
Meulen, K. van der (2021) onlinepubliek is een volwaardig publiek’. In: Boekman. Amsterdam: Boekmanstichting, 24-29.
Uslu, G. (2023) Uitgangspunten cultuursubsidies 2025-2028. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Verantwoording tekst en beeld
Redactie: Een eerdere versie van deze pagina is geschreven door Maartje Goedhart en Annabel Draaijers.
Beeld: Oerol 2022 / Fotografie: Lisa Maatjens.